zaterdag 14 april 2012

De zaterdagkrant

Als ik naar beneden kom steekt de zaterdagkrant uit de brievenbus. Of in de brievenbus. Een dik pak lokkende verrassingen, uiteen gelegd in katernen en een glossy magazine. Het is maar goed dat ik vroeg ben opgestaan. Ik leg het katern 'Boeken' bovenop op de keukentafel, met daar onder het katern met de voorpagina. Dan 'Het Vervolg', wetenschap en dan nog het reizen. Ik vouw het boekendeel open en scheur de pagina met de puzzels er uit. Sinds de denksporten in het boekenkatern zitten, een vast terugkerend zaterdags ritueel. Want naast de puzzels zitten de schaak-dam- en bridgerubriek, die ik als eerste zal gaan lezen. Mijn vrouw zal zich zo meteen , nadat ze haar ontbijt heeft klaar gemaakt, op de puzzel storten. Dat wil zeggen op de schuine Sudoku van Jan Meulendijks. Ik wil niet dat zij er last heeft dat het katern bezet is. Of dat ik gestoord wordt tijdens het lezen ervan. Zorgvuldig controleer ik of ik eventueel geïnteresseerd zou zijn in de pagina op de achterkant van de puzzels. Maar dat is gelukkig nooit het geval.

Even leg ik dit lokkende perspectief van schaken en boeken terzijde, om uit het katern met de voorpagina, het kunstkatern te pellen. En daarna uit het kunstkatern het sportkatern. Even verlekker ik mij aan wat mij daar straks staat te wachten. Maar ik ben sterk en leg de gevonden katernen in de volgorde sport, voorpagina en kunst onder de boekenbijlage. Dan smeer ik een boterham.

Ik lees over Nederlandse schakers in den vreemde. Ik lees over de briljante bridger Hans Kreijns, die deze week is overleden. En ik lees de damrubriek, al snap ik niets van dammen. Alleen al het feit dat een briljante geest als Ton Sijbrands de rubriek schrijft maakt dat ik me niet voor kan stellen dat er Volkskrantlezers zouden kunnen zijn, die de damrubriek overslaan. Een sport die zich noteert als 44-40!! 25-30; 24x35 13-19 moet mistieke kanten hebben. Hoe mooi kan dammen zijn. Het lezen van zijn analyses van partijen van de grootsten der dam-aarde, doet je beseffen dat hij zelf nog steeds de grootste moet zijn. Al is het maaromdat hij bij een stelling na 19 (!) zetten constateert: "Bodanikov kan niet op zijn theoretische kennis terug vallen, omdat deze precieze stelling zich nog nooit eerder heeft voorgedaan".
Wat een merkwaardig gevoel moet dat zijn voor de praktiserende dammer: alles wat in de damwereld gebeurt, wordt gemeten langs de Sijbrandsmeetlat. Niet uit ijdelheid, maar omdat hij het 'toevallig' weet.

Ik blader verder. Hoop op recensies van filosofieboeken, want fictie lees ik niet meer. De pas verschenen non-fictie is teleurstellend deze week. Daarentegen zijn er diverse koppen die intrigeren:
- Het machteloze zwijgen van de therapeut
"In het najaar van 1945 komt de Joodse Esra met bange wijd open gesperde ogen bij Hans Keilsen om onderzocht te worden vanwege zijn angsten. Zijn gekweldheid en zijn neiging anderen te kwellen. Keilsen heeft ervaring met kinderen die ondergedoken hebben gezeten, maar zag nog nooit eerder een kind dat een concentratiekamp overleefde".

Een voor mij volstrekt nieuwe thematiek uit de oorlog. Therapie van een 12-jarige overlever van een concentratiekamp, en dat in 1945. Dat wil ik meteen lezen.

- Ik ga me tot één onderwerp beperken.
Voor de tweede keer in één week word ik geconfronteerd met A.L. Snijders, de uitvinder van het ZKV, het Zeer Korte Verhaal. Wat trouwens veel korter klinkt dan de verhalen in werkelijkheid zijn. Ik ken A.L. Snijders. Hij leest altijd een ZKV voor op radio 4, iedere vrijdag, of iedere dinsdag, dat is pas geleden gewisseld. Daarvoor had ik nog nooit van A.L. Snijders gehoord. Eerst vond ik het niks. Maar langzaam werd het leuker. En zeker nu ik begin deze week A.L. Snijders voor het eerst heb gezien (op TV) ben ik bijna fan. Ik leef al een week met de gedachte een ZKV te schrijven over A.L. Snijders. Ik heb ook al een zin bedacht voor dat verhaal:
"Ik worstel nog met de gedachte of ik A.L. Snijders in mijn verhaal één van zijn eigen korte verhalen moet laten voorlezen, of eentje, die ik voor hem heb bedacht". Ik ga het verhaal iets met 'Droste' noemen. Vanwege het effect. Een kort verhaal over een kort verhaal door iemand die korte verhalen schrijft.

- Zullen we neuken vraagt oma
Ik lees het verhaal dat er onder staat niet eens. Al scan ik wel het artikel, dat lijkt te gaan over op zich interessante verhalenvertellers. En de naam van mijn held JJ Voskuil komt in het artikel voor. Het helpt niet. Ik blader verder. En pak het sportkatern. Zo meteen ga ik, net als iedere zaterdag, hardlopen. Ik lees het artikel over Koen Raaijmakers, die met heel veel trainen zijn looptechniek zo heeft verbeterd dat hij hoopt de marathon 70 seconden sneller te kunnen lopen. Zeventig seconden verdeeld over 42 kilometer, dat is volgens mij minder dan 2 seconden per kilometer. Mag je nog blij zijn dat een marathon vrij ver is.

Na het hardlopen fiets ik naar het dorp om een kadootje te kopen voor een collega, die afscheid neemt. In de boekwinkel natuurlijk, het kadootje, niet het afscheid. Al dralend en dwalend stuit ik op: Liever Holland dan Heimwee. Van Hans Keilson. Een vage tinteling. Waar ken ik dat van? Door de achterflap herken ik mijn ochtendheld. Maar ik koop het boek niet. Al weet ik niet waarom.
Martin Bril lacht me toe: Heimwee naar Nederland. Ik hou niet van Martin Bril. Toch blader ik even in het boek. Ik vind alleen de verhaaltjes leuk, van zijn observaties in Nederland. Het rondrijden langs Genemuiden en Ternaard en Zutphen. Plaatsen die ik ken; verhalen, die de schrijver met mij, en daardoor voor mij met de rest van de mensheid verbindt. Ik koop Martin.

Terug thuis blader ik in de krant. Nog één keer de boekenbijlage, voordat ik die definitief moet weg leggen. Uitgeperst en opgegeten. Arjan Peters: Om tien over half vier noteerde Martin Bril, ging het pannetje met hutspot de magnetron van de komeet in. Over 'Heimwee naar Nederland'.

De cirkel is rond. De zaterdagkrant is nog niet uit. Het geluk lacht me toe.