dinsdag 31 december 2013

Nieuwjaar 2014




Er is weer een jaar voorbij. Straks is het 2014.

Ik worstel zelfs met een nieuwjaarswens




Kun je een originele nieuwjaarswens downloaden van internet zonder dat iemand het merkt?

maak van het maken van je eigen keuzes in ieder dilemma

in 2014 jouw bijdrage aan de levenskunst. 




zaterdag 17 augustus 2013

De liefde voor het spel(en)

We schaken dit jaar in Figueres, de stad van Salvador Dali. Schaken is een jaarlijks terugkerend ritueel in een wisselend gezelschap. Dit jaar met 4 mannen. Vroeger hield ik precies bij hoeveel toernooien ik had gespeeld, maar inmiddels ben ik de tel kwijt. Het zijn er meer dan 30.
Eigenlijk zou ik met schaken moeten stoppen. Of beter: eigenlijk zouden we alle vier moeten stoppen. Geen van de vier die dit jaar mee doet, wordt nog beter. Een eufemisme voor teloorgang. De groei is er uit. Twee jaar geleden haalde één van ons nog het laatste resultaat dat nodig was om zich schaakmeester te mogen noemen, op z'n tandvlees en karakter. Maar ook hij is over z'n top heen. Hoewel de meestertitel blijft natuurlijk, als palmtak op zijn schakersgraf.
De andere meester in het gezelschap heeft dit jaar besloten voor z'n plezier te gaan spelen. Om dit handen en voeten te geven heeft hij een jeugdschaakclub opgericht, en heeft hij in dit toernooi z'n partijen anders opgezet. Met meer risico, meer gericht op de schoonheid van het spel. Minder met alleen het resultaat voor ogen. Z'n score lijdt er nog niet onder, z'n humeur is zonnig ook na een nederlaag.

Toch zijn de beide meesters beter af dan de beide amateurs in het gezelschap. Zij worstelen met de ijdele hoop nog wat beter te worden van deze kans, ondanks het feit dat alle voortekenen op het tegenovergestelde wijzen. Ze zoeken wanhopig naar aanknopingspunten voor groei. Bij de dagelijkse nabespreking van de partijen, 's avonds bij het eten in één van de vele etablissementen waar diepvriespizza het culinaire hoogtepunt op het menu vormt, krijgen ze voldoende feedback van de beide meesters om weer een jaartje te studeren. "The harmless Effects of excessive optimism", mijn favoriete lijfspreuk. Geen van beiden lijkt te beseffen dat samen en elkaar trainen een kansrijkere missie is dan de onbegrepen adviezen van de meesters te sublimeren.

Wat drijft ons vier schakers? Wat maakt dat dit gemengde gezelschap ieder jaar weer elkaar opzoekt om ergens in Europa neer te strijken en een vakantie aan zelfkwelling te doen of als kanonnenvoer voor grootmeesters te dienen? Het moet de liefde voor het spel zijn. Alle tekenen daarvan zijn aanwezig. De één noemde z'n oudste zoon naar een schaker: Bobby, naar de grootste aller tijden. Z'n vrouw moest alle zeilen bijzetten om zich bij opvolgende zonen, niet terug te vinden tussen ook nog een Michael (naar de grote Rus Tal) of een Gary of Antoli, naar andere wereldkampioenen die vereeuwiging verdienen. En hoewel deze schaakamateur geen kunstminnaar is, zo blijkt in het Dalimuseum, kan hij wel uitweiden over en waardering opbrengen voor de onmetelijke schoonheid van de Babson-task, het enige echte schakerskunstwerk.

De meesters blijken elke dag opnieuw te kunnen genieten van een mooie zet of een plan dat succesvol had kunnen zijn, als de tegenstander wat meer medewerking had verleend. En ik? De schoonheid van het spel, het volkomen van de wereld zijn, is iets dat ook voor mij onweerstaanbare aantrekkingskracht heeft. Daarnaast is er vooral de emotie. Volgens Spinoza bestaan er maar 3 echte emoties: Blijdschap, verdriet en begeerte. Alle ander emoties zijn hier een afgeleide vorm van. Streven naar blijdschap maakt gelukkig. Schaken is streven naar blijdschap. Schoonheid is blijdschap.
En als het mis gaat is er de zelfhaat. Na de foute zetten, de te voorkomen blunders of het gebrek aan inzicht dat leidt tot het foute plan. Ook dan helpt Spinoza: "Zelfhaat is een gebrek aan zelfkennis". Dat zet ons op de plek, maakt ons evenwichtiger. Dat moet in deze periode van gezamenlijke verzwakking onze troost zijn.

Een bijzonder element van voldoening is de groep van vier. Deelnemen aan een toernooi is een verschijningsvorm van dat merkwaardige fenomeen dat bekend staat als mannenvriendschap. Vier totaal verschillende mensen die een manier vinden om tien dagen op elkaars lip te leven, zonder elkaar naar het leven te staan. Kleine ergernissen veroorzaakt door gedrag van anderen of van jezelf worden verzwegen. Eigengereid gedrag veroorzaakt door iemands verleden, omstandigheden of gewoon door het karakter, goed of slecht, wordt met de mantel der liefde bedekt. Accepteren, wegslikken of tegenin gaan. Een enkele heftige woordenwisseling en een kort mokken volstaan als voorportaal van weer een zonnig lachen in- en om het hier en nu. Genieten van de bizarre details in het hotel dat graag exclusief wil zijn. Daarom scheppen de obers er zelfs een eenvoudige cannelloni aan tafel van de schaal op het bord. Daarom kost het ontbijt er elf euro, in een stad waar je voor dat bedrag een complete avondmaaltijd met wijn kunt krijgen, en daarom vouwen de kamermeisjes iedere dag een puntje aan de toiletrol op de plaats waar we zijn gebleven. In mijn leven tot nu toe in ieder geval een exclusief detail.

Niets aan te merken? Het ontbreekt dit jaar aan het vanzelfsprekende bier na iedere ronde. Bestellen zonder te vragen. Bieren om de solidariteit te vieren, de spanning van het nog spelende groepslid van een gouden randje te voorzien of gewoon om het verlies te verwerken of de winst onder te dompelen in het welverdiende vocht. Ieder groepslid heeft z'n eigen bijdrage, en deze rol ontbreekt dit jaar.

Nu moet ik er nog niet aan denken, maar volgend jaar is er vast weer een toernooi.

dinsdag 4 juni 2013

Gesprek aan het sterfbed

Ik spreek iemand die sterven gaat:
we noemen leven, dood.
De woorden komen als vanzelf,
nooit is de ruimte groot.

Ik sterf zelf daar een klein beetje,
blijf leven naderhand.
Wat we doen is zonder tijd,
mijn hartslag voelt gênant.

Ik praat met de verdoemde,
haar leven loopt straks af.
We babbelen een tijdje,
ieder met eeuwigheid als straf.

dinsdag 28 mei 2013

Mens en machine

De dokter heeft een nummertjesautomaat ingevoerd. Niet voor het spreekuur, maar bij het laboratorium. Het is een maatregel zonder diepgaand doel, een service aan de wachtenden.

Omdat ik iedere week één keer bloed moet prikken krijg ik de gelegenheid de processen bij de implementatie van deze maatregel te observeren. En zoals iedere nieuwe maatregel blijkt ook deze niet zonder tegenstanders.

Tot mijn verbazing blijken veel mensen geen nummertje te trekken. Niet omdat ze dat niet gewend zijn, of omdat ze de nieuwe nummerautomaat niet zien, maar omdat ze dat weigeren. Ze willen niet meewerken aan deze ordening der dingen. Uit het gemor van mijn lotgenoten maak ik op dat ze de wereld anders waarnemen dan hun dokter. Ze voelen zich beledigd!
-"Ik kan best onthouden na wie ik ben!"
De nummerautomaat is een motie van wantrouwen aan hun geheugen, en nog meer.
Naast de belediging blijkt er een ander fundamentaal bezwaar te bestaan: de noodzaak tot contact is verdwenen! Het vragen: "wie is er voor mij",  is een noodzakelijk en onontkoombaar excuus om 's morgens om 08.00 uur iemand aan te spreken. Voor de mensen op leeftijd in de wachtkamer niets minder dan een een flirt in wording! Het bezoek aan deze wachtkamer is een uitje. De uitstaande conversatie, waarop je je al thuis kunt voorbereiden het voorstadium van een huwelijksaanzoek. Maar als zodanig natuurlijk onbespreekbaar, en dus wordt er al snel weer gezwegen. Zoals dat hoort in een echte wachtkamer.

Als ik een week later terugkeer voor een volgende prik, blijkt de nummerautomaat leeg. De nieuwe rode glimmende automaat staat aanwezig en doelloos midden in de ruimte te niksen.
-"Geen nummertjes?" vraag ik nietsvermoedend.
Ik roep een storm van onvrede op. Opnieuw blijken mijn lotgenoten beledigd. Het zijn andere oudjes. Ze hebben geen kennis van de voorgeschiedenis. Niemand was er vorige week ook.
-"Schaffen ze van mijn centen zo'n apparaat aan, zitten er geeneens nummertjes in".
Ook een lege automaat is het bewijs van onkunde en verspilling: betaald van onze centen, maar niet in gebruik.

-"Wil ik keurig een nummertje trekken, zijn er geen nummertjes", moppert een oude man. Geldverspilling en en potentiële beschuldiging van onfatsoenlijk gedrag, of erger: weigering om mee te werken. Twijfel aan de mogelijkheid dat de bejaarde het nieuwe apparaat zal begrijpen.
Ik knik meelevend. Het leven van een zieke is zwaar. Daar helpt de dokter graag aan mee.

Ik vraag wie er als laatste is gearriveerd. Omdat ik niet toevallig heb gezien wie er voor mij is binnen gekomen. Een oude dame lonkt kort naar mij. Daarna is het weer stil, zoals het hoort.

zondag 26 mei 2013

Het empathisch horloge

Kunnen waarden en normen onderwerp zijn van wetenschappelijk onderzoek? Sterker nog: kan wetenschappelijk worden vastgesteld wat 'goed' of 'slecht' is? Kan het kwaad in de wereld met nieuwe technologie en rationele argumenten worden ingedamd? Kunnen zij die kwaad doen, leren van hun eigen gedrag en van hun onbewust stromende sappen en processen?

Eerst een voorbeeld. In 21 staten van de VS mogen nog lijfstraffen worden toegepast bij kinderen op scholen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond, dat kinderen die lijfstraffen ondergaan een factor zijn in het geweld in de maatschappij. Ook blijken die kinderen sociaal minder vaardig en (hoe is het mogelijk) zij zijn later weer meer voorstander van lijfstraffen dan volwassenen, die als kind geen lijfstraffen hebben ondergaan. Dat is allemaal onderzocht.

Het feit dat lijfstraffen traditie zijn, dat ze behoren tot de cultuur van de zuidelijke staten en dat 90 % van de ouders er voorstander van is, maakt niet dat lijfstraffen daardoor minder slecht zijn. Het feit dat in de bijbel staat dat 'wie zijn kind lief heeft de roede niet spaart', met andere woorden dat God een fan is van lijfstraffen, ook niet.

Waar komen onze normen en waarden vandaan? Waar zijn morele regels op gebaseerd? Een deel van de mensheid zegt dat normen en waarden van God gegeven zijn, of van Allah. Religieuze dogmatici weten het zeker: waarden en normen komen van God. Niet Christelijke progressieven weten zeker dat dat niet zo is. Zij zeggen dat goed en kwaad onder druk van evolutie of cultuur zijn ontstaan. Zij die 'X' vinden blijken langer te overleven. Ze zijn aangepaster, worden beter geaccepteerd, en lopen dus minder kans op uitroeiing. Toch staan zij toe dat religieuze dogmatici hun standpunten als waar blijven verkondigen en houden zij er in hun gedrag rekening mee. Hun zelfvertrouwen is lang niet van het niveau van de dogmatici en hun normen nemen hun eigen waarden niet serieus. Tenzij tolerantie tegenover niet tolerantie een ultieme norm is. En zo houden zij mede de dogmatiek in stand.

Hoe het ook is, normen en waarden zitten in ons brein verankerd volgens Sam Harris, en het is daarmee onderzoekbaar. Van goed handelen voel je je beter, door  slecht handelen voel je je minder gelukkig, of daaraan beleef je minder welzijn. Dat is meetbaar. Dat gaat als volgt:

Welzijn en het ervaren van welzijn is een toestand van de hersenen. Op korte en op lange termijn. Er zijn stoffen in ons lichaam die onze welzijnsbeleving beïnvloeden die over jaren ontstaan. Die stoffen zorgen er ook voor dat we beter op anderen zijn afgestemd. We voelen ons beter als anderen zich beter voelen. Altruïsme is (natuurlijk) een daad van eigenbelang. We weten dus ook wanneer anderen zich beter voelen. En we hebben daar belang bij, want we voelen onszelf daardoor beter. Onze hersenen weten dat. We zijn in staat tot empathie. En die empathie is redelijk universeel.

Weer een voorbeeld: We voelen ons niet beter als we vrouwen besnijden. We weten eigenlijk wel dat dat niet bijdraagt aan het welbevinden van die vrouwen. Onze hersensappen bedriegen ons niet, God wel. Bij vrouwenbesnijdenis gaan de daders tegen hun eigen natuur in. Notabene (in het katholicisme) de grootste en enige 'doodzonde'. De zonde tegen het geweten. Het gaat dan over het bewuste geweten weliswaar, maar dat kan door de paus vast worden bijgesteld. Ik vraag hierbij alvast patent aan op het hulpmiddel dat uiteindelijk tot wereldvrede zal leiden. Het komt vast zover dat we met een klein scannertje aan ons hoofd op ons horloge kunnen zien of wat we van plan zijn eigenlijk wel door de beugel kan. Want wat voor vrouwenbesnijdenis geldt, geldt natuurlijk ook voor op de stoep fietsen.

Doelvlaktechnologie toegepast op waarden en normen. Het kan!

woensdag 17 april 2013

Merel-wereld

In de tuin hipt een merel. En even later nog één. De stapel met tuinafval, die daar ligt te wachten op de container, omdat die van deze week vol is, heeft een enorme aantrekkingskracht op het merel-echtpaar. Rondom de onderrand van de stapel, zoeken de merels hun weg. Ze grijpen een takje of stukje stro en laten het daarna ook meteen weer vallen. Soms houden ze het stukje in hun snavel geklemd om dan dezelfde procedure toe te passen op andere takjes. Wat op zich knap werk is, met dat andere stukje nog in je snavel.

Ik kijk er met verbazing naar. Blijkbaar wordt bij ieder takje of strootje de inschatting gemaakt: 'Bruikbaar' of 'niet bruikbaar'. Dat betekent dat de merel zich een voorstelling vormt van hoever hij tot nu toe is met z'n verbouwing, en dan afweegt: nee, deze is net te lang, die te kort, die te dik. Hij ziet zijn half afgebouwde huis in zijn geestesoog voor zich en denkt: 'daar moet nog iets tussen', of 'daar kan nog iets bovenop, maar dat niet, dat is te lang, of te kort, of het past niet bij de rest. Of 'dat vindt mijn vrouw (of man) vast niet mooi'. Want hij wijst er meer af dan dat hij meeneemt. Of zij natuurlijk. Mijn merel-geslachts-determinatie is niet zo goed, hoewel ik me meen te herinneren dat je iets met de kleur van de snavel kunt. Misschien eens opzoeken op internet. Beide merels zijn blijkbaar ook even bouwkundig onderlegd. Tenminste vanuit mijn insvalshoek van achter het raam.

De volgende dag zit achter in de tuin, op de schutting,  een splinternieuwe merel. Uit een ander nest natuurlijk. Z'n (of haar) zwarte veren glimmen prachtig in de zon. Z'n gele snavel is geler dan geel. Hij houdt z'n kop scheef en kijkt ergens naar. Iets dat zich boven hem in de boom lijkt te te bevinden. Ik vraag me af wat hij ziet, en hoe hij dat ziet. En wat de impact daarvan dan is, zeker als je pas uit het ei bent.
Een vogel heeft geen bewustzijn, kan niet nadenken over wat hij ziet. Hij is niet z'n brein. Of juist wel. Hij ziet het hier en nu. Het ene hier en nu schakelt zich aan het volgende. Zonder kennis van het verleden of van de toekomst. Het instinct als enige drijfveer. Het vage gevoel dat het misschien mis zou kunnen gaan. Of dat het eten zou kunnen opleveren. Of dat het zou kunnen passen in de verbouwing.

Het is een fascinerend schouwspel.

dinsdag 2 april 2013

Zielig

Pasen. Het ideale moment om eens het veld in te trekken. Een frisse neus halen. Buitenlucht zoeken. Met een paar goede vrienden een rondje langs de IJssel, toch de mooiste rivier van Nederland, althans volgens Jac. P. Thijsse, natuurkenner en veldbioloog, die trouwens al lang dood is.

De weilanden zijn nog kaal. Een reiger staat zielig ergens in het niemandsland. Ik vind een reiger de meest trieste vogel die er bestaat. Als je een reiger ziet, staat hij meestal aan een slootkant. Ergens waar misschien ooit een kikker was, maar vandaag niet. Een reiger kijkt ook niet naar het water. Hij zoekt niet. Hij weet: hier is niets te halen. Maar toch staat hij daar, omdat hij weet: ik ben een reiger, en ik hoor bij een slootkant. Als een wrak op het autokerkhof, of een grensrechter bij een amateurwedstrijd. Het hoort erbij, maar je bent er liever niet. Soms staat een reiger midden in het weiland. Als een daad van verzet: "Ik kan ook in een weiland staan". Maar dat is even zielig. Ook daar is niets te halen.
Ik heb nog nooit een reiger iets zien vangen. Of iets zien eten. Reigers zijn ook altijd mager. Zien er uit alsof ze al jaren honger hebben. De onderkant van hun veren is gerafeld, als de dode punten van een blondje dat mooi zou kunnen zijn, als ze niet die dode punten had. Maar ze doet er niets aan, want ze weet niet van de schaar, of van mooi zijn. Blond is al mooi genoeg. Een reiger is de fallus van de triestheid, ongekroond potentieel koningsdagsymbool.

In de buurt van de reiger staat een bordje. Het bordje is goudkleurig en is voorzien van een inscriptie. "Aangeboden ter gelegenheid van het afscheid van burgemeester Blommenstein van Voorst". Niet dat de burgemeester van adel is, maar hij was burgemeester van de gemeente Voorst. Het bordje staat naast een boom, een zwarte populier. Ik herken geen bomen en zeker geen zwarte populier, maar ook dit feit staat op het bordje. Het is stil in het veld. De zwarte populier is een heel gewoon boompje. Het gouden bordje, midden in de weilanden, ver weg van de bewoonde wereld, doet vermoeden dat de burgemeester minder populair was dan het bordje en de populier willen doen geloven. Een gouden bordje met inscriptie voor een burgemeester, waarvan de bevolking liever geen gedenkteken had midden in het dorp.

Ongewild wordt dit fenomeen nog versterkt doordat boom en bordje zijn geplaatst op 15 meter afstand van een eeuwenoude eik, de enige boom die ik wel herken. Waarvan zelfs ik kan zien dat de ruime meter doorsnee en de welige takkenhoed duiden op een lang en deugdzaam leven. De eik staat daar statig en zegt niets, dringt zich niet op, heeft geen bordje: 'Kijk mij eens oud zijn en hier statig staan'. Dat heeft de eik niet nodig.

Ik weet het zeker, burgemeester Blommenstein moet de reiger onder de Voorster burgemeesters zijn geweest.

maandag 1 april 2013

Praktische Wijsheid

Pasen. Eindelijk tijd om wat te lezen. Maar er is zoveel, en ik heb lang nog niet alles uit. Ik ben tegelijk bezig in teveel boeken: de biografie van Conrad Busken Huet (op zich al meerdere blogs waard), 'de Nieuwsfabriek' van Rob Wijnberg (meteen lezen!), 'Conservatieve vooruitgang', van Baudet en Visser (iets voor jarenlang naast-het-bed-wijsheid) ,en toch vandaag begonnen in 'een inleiding op het leven en werk van Kierkegaard', door Geert Jan Blanken.

Gelukkig blijkt dat een goede keus. In de achterliggende week viel op mijn bureau het rapport 'Leraar zijn', van de onderwijsraad. Daarin wordt maar weer eens een lans gebroken voor de professionele ontwikkeling van de leraar als verbeterfactor in het onderwijs. Individuele en persoonlijke ontwikkeling dit keer. Geen '1000 dingen die u ook nog verkeerd doet'.
Vier factoren komen aan de orde. Eén van die factoren: het bieden van professionele ruimte aan leerkrachten. Dat betekent dat je iets mag vinden van wat je doet, en iets mag doen met wat je vindt. Niet blind en willoos de gesuggereerde innovaties van 'deskundigologen' uitvoeren, maar zelf nadenken en zoeken naar oplossingen.
De onderwijsraad komt tot het inzicht dat een leerkracht iedere dag tientallen ingrijpende beslissingen moet nemen in het omgaan met kinderen. En moet beslissen over het realiseren en vorm geven van leerdoelen en leer-activiteiten met de materialen die daarvoor zijn. Steeds weer bedenken wat de beste manier om iets over het voetlicht te brengen. Ze hebben er nu ook een naam voor: "Praktische wijsheid" .

Al lezend in Kierkegaard ontdek ik dat deze notie al veel langer bestaat. Kierkegaard onderscheidt in het omgaan met het leven drie elementen of stadia van beleven en overdenken. Niet als levensfasen, maar als momenten in het omgaan met het alledaagse. Het eerste is 'het onmiddellijke', de manier waarop iets binnen komt, het hier en nu, zowel in pezierige als onplezierige zin. Dan komt 'het reflectieve'. Het nadenken over wat er gebeurt of overkomt. In dat stadium is kennis onontbeerlijk. Als laatste fase kent hij 'het geloof', een buitengewoon vreemde term voor de ervaring dat je het begrijpt. Hij bedoelt eigenlijk de religieuze ervaring van de Aha- erlebnis, het echt begrijpen. Hij noemt het zelf: "de diepe innerlijke bewogenheid"of de onbeschrijfelijke ontroering van het hart". Johan Cruijff zou zeggen: "je gaat het pas zien als je het door hebt"  of een deskundigoloog noemt het 'diepteleren'.

Wijsheid is ook een term. Jammer dat Kierkegaard een wat verwarrende verstrengeling met het belastende begrippenkader van religie maakt. Jammer dat de onderwijsraad niet wat meer Kierkegaard leest.

zondag 24 maart 2013

Domheid

In mijn boekenkast ben ik weer eens op zoek gegaan naar mijn meest geliefde encyclopedie. Hoe retro. Een papieren encyclopedie. Waar één tweet toe kan leiden, terwijl ik bij wijze van uitzondering eens twitterde. Ik citeerde Nietsche, of beter ik citeerde 'Wijze woorden', wie dat dan ook mag zijn, die ons Nietsche onder de aandacht bracht. Een vorm van 'schenkende liefde'.
Nietsche schijnt gezegd te hebben: "Het vergeten van het doel is de meest voorkomende vorm van domheid".

Ik moet onmiddellijk denken aan de lessen die ik regelmatig zie in basisscholen. Prachtige lessen vaak. Regelmatig komt het voor dat de leerkracht ergens halverwege kwijt raakt wat zij de leerlingen ook al weer aan het leren is. Dan neemt de activiteit het over, en wordt het gebruikte boek ('de methode') plotseling leidend in plaats van het doel. Vaak hebben de kinderen dat feilloos in de gaten. Ze reageren met wat de leerkracht noemt: "ongewenst gedrag". Waar gaat het mis? Is dit echte domheid?  Ben je als je iets vergeet niet dom? Ben je het wel 'vergeten'? Is een bepaald soort vergeten niet juist de essentie van domheid?

Reacties op mijn tweet volgen: o.a. 'iets voor hele de mensheid misschien', 'niet erg, tijdelijk de weg kwijt' en ook 'als je iets vergeet ben je niet dom'.
Ik snap dat de definitie van domheid in het geding is. Bladerend in mijn favoriete encyclopedie stuit ik op mijn lievelingspassage:

"Een ridder bond de strijd aan met de Domheid, een monster waarvan geen signalement bekend was, alleen de naam en de plaats. Zwaar geharnast trok hij met geheven zwaard door het waterland. Hoe dichter hij de plaats naderde, hoe dieper zijn voeten wegzakten. Vlak voor hij verdween werd de stomverbaasde ridder omhelsd door het moeras" Uit: De Encyclopedie van de Domheid van Matthijs van Boxsel..

In potlood heb ik erbij geschreven: Misschien dacht hij wel: "hier moet het toch ergens zijn!".

Prachtig! Want wat is domheid? Domheid is niet een gebrek aan intelligentie. Dat juist niet. Domheid is niet voorbehouden aan niet- intelligente mensen. Domheid, iets doms doen, is juist iets wat iedereen overkomt. Domheid is iets wat je nooit vooraf kunt vaststellen. Achteraf, ja dat lukt:
- "Dat was een beetje dom", een gevleugelde Maximaiaanse uitspraak, die inmiddels onderdeel uitmaakt van de Nederlands- Argentijnse cultuur.
Je kunt domheid nooit voorkomen, domheid bestaat juist bij de gratie van dat je hebt geprobeerd te voorkomen en dat het toch gebeurt. Domheid is een grens die alleen wordt ontdekt als hij al is overschreden, op het moment dat je weg zakt in het moeras en weet: "hier ergens moet het zijn". Domheid is een zelfstandige eigenschap, waarvoor de één meer talent heeft dan de ander.

Van Boksel geeft prachtige voorbeelden. Domheid ontstaat niet door niet te denken, domheid ontstaat juist door na te denken! Twee mannen bouwen een huis onder aan een berg. Ze zagen boven op de berg bomen om en dragen die naar beneden naar de plaats waar het huis moet komen. Dan valt één van de bomen en rolt naar beneden. De mannen kijken met open mond naar deze oplossing. Dan dragen ze de bomen de berg weer op, om ze naar beneden te laten rollen. Een oplossing, die alleen kan ontstaan door na te denken!

Domheid is een taboe. We lachen om domheid, bij voorkeur de domheid van anderen. Strijd tegen domheid is onzinnig. Het toppunt van domheid is om niets meer te doen of te zeggen of te tweeten uit angst een domheid te begaan.

We kunnen onze eigen domheid nooit begrijpen, alleen achteraf vaststellen.We kunnen domheid dus ook niet voorkomen: we hebben nl. alle maatregel getroffen zodat er niets mis kan gaan. Dan pas zijn de omstandigheden voor domheid perfect!






maandag 25 februari 2013

Buiten spelen

Als ik het plein op komt miezert het. In een hoek van het plein, weg bij de anderen, maar dicht bij de ingang van de school staat een jongetje. Zielig hoopje mens is een overmatig euforische beschrijving van dit rillende kledingbaaltje met capuchon.
-"Mag je niet mee doen?" spreek ik mijn pedagogische tact aan.
Hij haalt 'n schouders op.
-"Plagen ze je?" pols ik verder.
Ik bereid me voor op een spontane bekentenis van zelfmoordplannen van een gepest element van de kinderschaar.
- "Ik wil naar binnen", hoor ik duidelijk uit de capuchon komen.
- "Maar kerel, dan ga je toch!"

Ik herinner me hoe ik als kind een grote hekel had aan buiten spelen in de pauze. Veel liever bleef ik binnen en ging lezen in een 'Kameleon', of schaken. Maar wij moesten naar buiten. 'Visnet' spelen, waar ik werd gekozen om met het dikste meisje van de klas, dat toch niet hard kon lopen, de anderen te vangen. Een hopeloze en vernederende activiteit, waarvan het hoofddoel toch leek dat klasgenoten je konden uitlachen. Ik ondernam pogingen binnen te blijven. Zonder succes.
- "Naar buiten in de pauze, dat is goed voor je", placht de meester te zeggen.

Wie heet dat bedacht? Waar staat dat? Volgens mij is het vooral goed voor de meester. En tegenwoordig blijkbaar ook voor de juffen. Want meesters zijn er niet meer.

-"We moeten buiten blijven", zegt het jongetje nog.
Ik heb met het ventje te doen. Heel soms kom ik een school tegen, waar je zelf mag weten of je naar buiten gaat. En de meesten gaan echt. Jammer dat het moet.

zaterdag 2 februari 2013

De Dood

Dit is mijn laatste column voor radio Noordoostpolder. Daar waar de vorige keren de column bedoeld was als reflectie en overweging voor twee weken, moet deze column denkstof opleveren voor de rest van het leven van de luisteraars. Als die bestaan. Welk onderwerp leent zich beter voor een dergelijke opdracht dan de dood.

Gisteren heb ik één van mijn beste vrienden begraven. Hij was nog jong, en viel wandelend in het bos zo dood neer, zonder enige vooraankondiging. Ik ben verdrietig. Hanny Michaelis dichtte al eens:

Kohalzend wakker worden
Tussen de gestolde feiten
van gisteren en eergisteren

Opstaan, het licht trotserend
onder het oorverdovend
carrillon van herinneringen
Optornen tegen een geheugen
dat geen duimbreed wijkt

zo voelt het ongeveer. Hij was een vrolijk mens en leefde bij de dag. Hij genoot van ieder moment. En nu is hij er niet meer. Bij het nadenken over zijn verscheiden, moest ik denken aan de Chinese wijsgeer ZHuang Zi, die leefde rond 350 voor Christus.

Zhuang Zi's vrouw is overleden. Hui Zi komt hem condoleren. Zhuang Zi zat op de grond met gespreide benen op een vat te trommelen en te zingen. Hui Zi zei: "Zij heeft met je geleefd, je kinderen grootgebracht en is met je oud geworden. Nu haar lichaam gestorven is en je niet huilt, is dat tot daar aan toe. Maar op een vat trommelen en zingen, is dat niet een beetje teveel?"
Zo is het niet, zei Zhuang Zi. Toen ze stierf was ik natuurlijk verdrietig, net als ieder ander. Maar toen dacht ik na over haar begin, en hoe er oorspronkelijk geen geboorte bestaat en ook geen lichaam en ook geen levensenergie. In de duisternis (de aarde was toen nog woest en ledig) was alles verenigd. Eerst ontstond de levensenergie, van daaruit het lichaam en daarna werd ze geboren.
Nu is ze weer veranderd en is ze gestorven. Het is net als de lente, de zomer, de herfst en de winter, de cyclus van de jaargetijden. Nu slaapt ze rustig in de grote kamer van hemel en aarde. Stel dat ik haar nu achtervolg met misbaar en tranen, dan zou ze vinden dat ik niets heb begrepen van het lot. Dus ben ik daarmee opgehouden (Vrij naar Kristoffer Schipper).

Ik ken mensen die een kamer hebben ingericht voor iemand die is gestorven. Ze gaan er iedere dag kijken. Ze zijn bang de gestorvene te vergeten. Lichaam en geest van de achterblijvers dwingt hen om door te gaan. En dat zou in hun ogen respectloos zijn. Kijk daar eens anders naar: "Het leven gaat door",  is geen cliché  maar een lot waartoe ons lichaam, onze geest en ons bestaan ons dwingt, het is iets dat behoort tot de natuurlijke gang van zaken. Je kunt alleen je leven stil zetten, als je jezelf daartoe dwingt, als je je lichaam en geest daar toe dwingt. Het is tegennatuurlijk. Je hoeft niet  bang te zijn dat je iemand die dood is vergeet, hij wordt onderdeel van je leven en je levende herinnering, tenzij je je leven stil zet.

Gisteren leefde hij nog. Toen was het goed. Vandaag is hij dood. Vandaag is het ook goed. De dagen zijn in zichzelf goed. Vandaag is niet slecht in zichzelf. Vandaag is alleen niet goed, als ik wil dat vandaag net zo is als gisteren. Dan heb ik een leven lang verdriet.

Deze column gaat verdwijnen. De Noordoostpolder wordt van een kans op nadenken beroofd. Het leven was goed met een column. Het leven is goed zonder column. Ik weet het zeker.

NB. Citaten uit het verzameld werk van Zhuang Zi, vertaald en toegelicht door Kristofer Schipper.

zondag 20 januari 2013

Boete (Doen)

Wij gingen thuis nooit met vakantie. Mijn vader was boer en moest iedere dag melken. Personeel hadden we niet. Dus bleven we thuis. In zo'n situatie is zes weken zomervakantie best lang. Dus bedachten we van alles. En toen één van mijn vriendjes een racefiets kreeg was het plan snel geboren: We gingen een wielerronde organiseren.

Neefjes en nichtjes werden opgetrommeld en ploegen werden geformeerd. Etappes werden uitgezet en finishlijnen getrokken. En we moesten allemaal een naam, een echte wielernaam en een rugnummer. Maar toen kon het ook beginnen. Ik was Walter Goodefroot. Goodefroot was een gerenommeerd sprinter, en ik was zeker even goed. De eerste etappe was kort en eindigde in een massasprint. Dat was ook de bedoeling. Want wij wisten: de eerste etappe is voor de sprinters. Ik werd tweede.

Een groot probleem was hoe we er voor konden zorgen dat de uitslag werd bepaald door wie de sterkste fietser was, en niet door wie het beste materiaal had. Mijn vriendje met de racefiets was zo sterk in het voordeel dat wij eigenlijk niet mee wilden doen. Of  iedereen zou eigenlijk een dag op zijn racefiets mogen rijden. Maar daar was hij niet voor. Er waren veel meer verschillen. Sommige deelnemers hadden versnellingen, en andere niet. Sommigen hadden fietstassen, andere niet. Uiteindelijk vonden we een compromis: Je moest aan het begin van de etappe zeggen welke versnelling je zou gebruiken en je mocht dan de hele etappe niet schakelen. Iedereen stemde in. Oncontroleerbaar, en gebaseerd op vertrouwen. 

Uiteindelijk won mijn vriendje met de racefiets. Zou hij echt nooit even hebben geschakeld, als hij alleen op kop lag en wind mee had? Of misschien zelfs waar wij bij waren, want konden wij het verschil zien tussen een tandje meer of minder? Wij geloofden er niets van. Maar hij was nooit betrapt, daar ging het om.

Vorige week moest ik met 7 collega's naar Groningen. We gingen in twee auto's. Alleen maar snelweg. We rekenden uit dat als we ons steeds aan de maximumsnelheid hielden, we er om 09.00 uur zouden zijn. Uiteindelijk was ik er bijna 10 minuten eerder dan mijn collega in de andere auto. 
- "Je hebt veel te hard gereden" zeiden de anderen. Ik ontkende stellig. Ik kan me dat niet herinneren, en ik rijd nooit te hard. Maar de collega's in de andere auto, wisten zeker dat zij steeds precies de maximumsnelheid hadden aangehouden. En ik was er veel eerder, dus ik moest wel te hard hebben gereden.

Al snel blijkt dat de collega's bij mij in de auto bereid zijn de Judas uit te hangen. Zij weten en hebben gezien dat ik te hard heb gereden. Ik blijf ontkennen. Maar zij houden vol. Een kennis arriveert. Ik blijk hem te hebben ingehaald.
- "Jij reed hard zeg". Ik zwijg. Wat moet ik zeggen? De hele wereld is tegen mij.

Als ik diep nadenk, weet ik eigenlijk wel dat ik zo nu en dan de meter wel even op 160 heb zien staan. Maar alleen bij het inhalen, en niet omdat ik haast had. Uiteindelijk geef ik maar toe. Oke, misschien heb ik even te hard gereden.  Eén vraag blijft er over: mag de politie mij nu ook een bekeuring sturen?

Lance Armstrong heeft doping gebruikt. In het wielrennen was afgesproken dat niet te doen, maar iedereen deed het, behalve een paar naïevelingen. En als je niet werd betrapt, kwam je ermee weg.  Lance is nooit betrapt. Is Lance z’n bedrog daarmee anders dan dat van mijn vriendje met de racefiets?

Lance moet z'n bronzen medaille van de tijdrit in Sydney inleveren. Weet je wie daar goud en zilver wonnen?  Ekimov en Uhlrich. Twee andere notoire gebruikers. Waarom dan nu één zondebok? De ongelooflijk hypocriete morele verontwaardiging die nu door de wielerwereld golft staat me tegen. Lance was de sterkste. Jammer dat hij doping heeft gebruikt. Maar een bekeuring hoeft hij van mij niet te verwachten.




zaterdag 5 januari 2013

GELUKKIG NIEUWJAAR!

Gelukkig Nieuwjaar! In Friesland bestaat een traditie dat je het nieuwjaarswensen moet ‘afwinnen’. Dat betekent dat je de eerste moet zijn, die ‘Gelukkig Nieuwjaar’ zegt. Als je dat lukt dan is dat krachtiger, dan als je dat niet doet. Ik doe dat nog steeds met mijn ouders, maar we deden het vroeger ook met mijn oma. Die was jarig op 3 januari. Als we daar heen gingen parkeerden we normaal gesproken bij haar voor de deur. Maar op 3 januari zetten we de auto in een andere straat, en slopen we naar haar huis. Dan konden we stiekem via de achterdeur binnenkomen en heel hard ‘Gelukkig Nieuwjaar’ roepen, in het Fries natuurlijk, dan hadden wij het ‘afgewonnen’.

Dit is de eerste column in een nieuw jaar. En dus moet ik u van harte een gelukkig , gezegend en vooral gezond Nieuwjaar wensen. Ik zeg moet, want als ik dat niet doe, is dat natuurlijk verschrikkelijk, niet netjes en onbehoorlijk. En ik meen het ook van harte hoor, die beste wensen. Al heb ik maar een zeer beperkt idee van tegen wie ik het heb.

Mocht u toevallig van criminele huize zijn en dit stukje lezen, wat ik me van criminelen trouwens helemaal niet voor kan stellen, dan wens ik u toe dat u dit jaar snel dood gaat, weinig succes hebt en uw trekken thuis krijgt. Maar als u heel zielig brood steelt, omdat u anders uw kindertjes niet te eten kunt geven, wens ik u wel weer meer inkomen toe, en moet u me die tirade over doodgaan maar weer vergeven.

Wat heeft u gedaan met oudjaar? Spelletjes met de kinderen, of ben je naar een groot feest geweest? Heeft u gevulde eieren gegeten en augurken met ham, of heb je teveel gezopen en een bushokje in elkaar getrimd? Heeft u een sterretje aan gestoken met de kleinkinderen, die om 12 uur nog even uit bed mochten komen, of heb je met je illegale vuurwerk een  vuilnisbak opgeblazen en iemand een pijl in z’n oog geschoten? Had-ie maar beter moeten opletten? Het maakt allemaal niet uit, ik wens u allemaal toch een gelukkig Nieuwjaar.

Ik heb het moeilijk met al die wensen. Eigenlijk vooral omdat de echt gemeende wensen zo niet zo goed tot hun recht komen. Ik heb kleine trucjes bij mijn wensgedrag. Ik wacht tot de ander wat zegt en zeg dan wat anders, bijv. als de ander gelukkig Nieuwjaar zegt, dan zeg ik: "de beste wensen", of "veel gezondheid". Begint de ander met beste wensen, kan ik Gelukkig Nieuwjaar zeggen. Het is niets, maar als je mij kent, toch een kleine indicatie. Soms wil ik dat het nog echter is. Bijv. bij goede kennissen van de schaakclub. Dan zeg ik: Dat je maar veel mag winnen, behalve van mij natuurlijk”. Zoiets, iets wat je echt meent.

Je kunt een hiërarchie maken in nieuwjaarswensen. De beste zijn natuurlijk de persoonlijke wensen, vooral die om 12 uur ’s nachts. De wensen met je geliefden, de wensen die je meent. De wens in de fysieke nabijheid. 
Dan komen de wensen per telefoon, je belt op, midden in de nacht en wenst een vriend of familielid alle goeds dat hij of zij verdient.
Dan komen de nieuwjaarswens per kaart. Die zijn duidelijk hoger dan die per SMS of WhatsApp, want je moet er aanzienlijk meer moeite voor doen. Dan komen de SMS’ en, en andere elektronische wensen en dan de kaartjes die je nog verstuurt nadat je een kaartje van iemand hebt gekregen en denkt: “Shit, die zijn we vergeten”.

En dan komen de rituele nieuwjaarswensen. Dat begint al met de fysieke wensen op straat ’s nachts, voor de buren en vooral aan de mensen die op visite zijn bij de buren en die je niet eens kent. De nieuwjaarswens, die je roept vanaf de fiets tegen een vage kennis, als je hem op straat tegen komt. De wensen waar je niet om heen kunt, de rituele wensen.

Maar de ergste moeten nog komen. Maandag is het weer zover. De wensen aan de collega’s. En nog erger, die waar je collega’s bij gaat zoenen. De wens voor de collega, waarmee je al liever niet samen wérkt, laat staan dat je die wilt zoenen. Ik heb mijn moeder nog nooit gezoend, en dat doen we ook nu nog niet met oud en nieuw of met verjaardagen, of als we de dood ontmoeten, waarom moet ik die collega’s dan wel zoenen? Waarom die collega dat trouwens wel wil, is mij meestal een groot raadsel, maar als je hem of haar in de verte ziet aankomen, weet je het al: dat wordt nattigheid!

Ik heb al diverse strategieën ontwikkeld. Bij voorkeur kom ik heel vroeg. Als ik als eerste ben, moeten de anderen bij mij langs komen, en kan ik doen alsof ik al druk aan het werk ben. Maar ook veel later komen is een optie of thuis werken, één van de mooie verworvenheden van de digitale samenleving.
Als ik niet wil zoenen houd ik mijn arm een beetje stijf, maar als zij echt wil, is er geen houden aan. Soms vind ik het wel prettig om te zoenen, maar ik neem nooit het initiatief. Ik wacht wat zij doet. Met de ‘hijen’ die willen zoenen weet ik als man al helemaal niet wat ik aan moet.

Al met al kan ik maar één echte wens bedenken voor u als lezer: Ik wens u veel welgemeende wensen toe!

dinsdag 1 januari 2013

Zonder al teveel tegenslag door 2013?

Wie durft de crisis het hoofd te bieden?

Epictetus (50-130) beweerde dat de mensen geen last hadden van de omstandigheden, maar van hun eigen gedachten over die omstandigheden. Een gedachtenoefening.

Het leek me een aardig thema voor een nieuwjaarswens,
en een uitdaging voor een ieder die dit leest.