zaterdag 31 december 2011

Nieuwjaarswens 2012

IN EEN NIEUWE LAY OUT (Niet geheel vrijwillig):

Wat komt er eigenlijk terecht van al die wensen?
Wens je echt wat je mensen toe wenst?
Kun je er ook zelf iets aan bijdragen?

Vragen, die altijd weer bij me opkomen bij de wensen van weer een nieuw jaar.

2009 Was trouwens ook 2010, maar blijkbaar had ik toen wensen over....
2010
2011

En 2012? Ik denk aan:
Ook de langste weg begint met de eerste stap.
Niet het proces maar het product.
Oude wijsheden in nieuwe jasjes.

Of bestaan er helemaal geen nieuwe wijsheden?




donderdag 29 december 2011

Verkeerd bezorgd

Mijn schoonmoeder heeft een envelop gekregen van een bedrijf. Op de envelop staat een naam, een adres en een postcode van iemand anders, maar toch is hij bij haar in de bus geland.  Mijn schoonmoeder is 87. Ze is volkomen van streek. Ze heeft deze zelfde brief, of althans een brief van dit zelfde bedrijf, nl. vorige week ook in de bus gekregen. Toen heeft ze de brief bij haar tweedaagse uitje naar de Albert Heijn in de daar aanwezige brievenbus gedaan. En nu is hij weer bij haar terecht gekomen! Ze verdenkt het bedrijf van opzet.

Ik ben geen post-o-loog. Ik begrijp ook niet zo goed hoe een brief, met toch een duidelijk ander adres, zo fout bezorgd kan worden. Het enige wat ik kan bedenken is dat de code die op de brief is geprint er iets mee te maken heeft. Waarschijnlijk wordt de post machinaal gesorteerd, en wordt er daarbij een code op de brief geprint. In een tweede sorteerronde zal een apparaat dezelfde fout maken, of leest hij (of zij?!) de geprinte code en komt de brief in dezelfde (foute) stapel.

Ik denk met weemoed aan de tijd dat een postbode er nog op lette, voor wie de te bezorgen post was bedoeld. Hij (bijna altijd hij!) constateerde dan, dat er hier een foutje moest zijn gemaakt. En hij corrigeerde dat. Dus op de één of andere manier, is de postbode mede schuldig. In mijn ogen.

Inmiddels resten mijn schoonmoeder in mijn optiek drie opties, die ik haar uit de doeken doe:
1. De fout bezorgde brief opnieuw in de brievenbus bij Albert Heijn deponeren. In dat geval zou ik een kruisje op de brief zetten om te kijken of hij over een week weer bij mij in de brievenbus ligt. Als dat het geval is, zou ik de DHL, of hoe de postbedrijven tegenwoordig ook mogen heten, een brief schrijven. Als je 87 bent heb je zo je eigen mogelijkheden op interessant en experimenteel tijdverdrijf.
2. De brief in de brievenbus doen bij Albert Heijn, maar nu met grote lettters daarop vermeld: VERKEERD BEZORGD! In dat geval doet zich volgens mijn schoonmoeder, het dilemma voor, of je dan ook het adres moet vermelden, waar de brief oorspronkelijk fout was bezorgd. Om de verdiende dank in ontvangst te nemen, of om te voorkomen dat de brief opnieuw op hetzelfde adres, fout wordt bezorgd. Met als verborgen boodschap: Er zijn in Den Haag veel meer adressen waar de brief ook nog kan worden aangeboden. Liever niet weer bij mij! Deze optie blijkt echter zeer bedreigend, aangezien mijn schoonmoeder nadrukkelijk de optie 'opzet, gepaard gaand met poging tot opvolgende inbraak', in gedachten blijkt te hebben.
Op mijn weerwoord welke rol een verkeerd bezorgde brief dan zou kunnen spelen, blijkt ze van verregaande slimheid en doortraptheid van het potentiële dieven- en inbrekersgilde uit te gaan. Die zouden bijv. met deze brief de assertiviteit van bejaarden kunnen proberen te meten.
3. Blijft over de optie om de brief zelf te bezorgen op het beoogde adres. Dat kan in dit geval gemakkelijk, omdat dat adres boven de Albert Heijn blijkt te liggen. Dit zal het probleem wellicht vanzelf doen verdwijnen. Of de machine maakt later weer dezelfde leesfout, waarna opnieuw de keuze moet worden gemaakt tussen 1 of 2.

Tot mijn verbazing blijken er nog heel andere opties te overwegen. Het slachtoffer denkt aan:
a. het bellen van het afzendende bedrijf.
b. het bellen of bezoeken van de geadresseerde.
c. het bellen of bezoeken van de postbezorgende instantie.
Op mijn suggestie dat geen van deze instanties waarschijnlijk weet wat er aan de hand is, blijkt dat ze twee doelen heeft.
Het eerste is puur ideologisch van aard: dit moet stoppen. Een kruistocht tegen deze misstand kan de wereld fundamenteel verbeteren. Honderden, zo niet duizenden mensen, zullen door het doortastende optreden van mijn schoonmoeder, in de toekomst worden gespaard voor dergelijke foute overlastpost.
Haar tweede drijfveer blijkt veel minder altruïstisch van aard. Ze wil complimenten en dank van één van deze, of beter nog van alle drie, betrokkenen.
-"Ze zullen me dankbaar zijn".
Zo ging dat vroeger. Mensen waren dankbaar. Dat er nu processen bestaan, waar niemand invloed op lijkt te hebben, is haar even onvoorstelbaar als gruwelijk.

Nog even, dan is deze generatie helemaal verdwenen.
Een sombere gedachte bij weer een oud jaar.

donderdag 15 december 2011

Bekering (2)

Ze was zo mooi, zo vrolijk ook,
haar leven scheen de zon.
Haar stem een lied,
haar lach mijn buit.
Geeneen die zo mooi stralen kon.

Bekeerd tot onbewust bestaan.
zwembad en lichaam toe.
Haar haar beknot,
haar vrijheid zuur.
Zo jong al levensmoe.

Nu is ze bruin, katoen, vermolmd,
haar vreugd' devoot vergaan.
Haar man een bruut,
Allah mijn kruis.
Voor altijd weg uit mijn bestaan.

woensdag 14 december 2011

Bekering (1)

Allah heeft een nieuw slachtoffer gemaakt. God bestaat niet en Allah is zijn broer. En dat zijn de ergste in de Allah-cultuur. Ze was zo'n aardig meisje. Altijd vrolijk. Stralend, lachend, rinkelend. Jammer dat onze taal geen woorden heeft voor dat soort meisjes. Meisjes waar je niet beslist iets mee hoeft, om er toch terloops van te genieten.Omdat ze maken dat de zon altijd schijnt. Dat iedere zwarte dag toch een klein zonnestraaltje heeft. Meisjes, die je laten begrijpen dat Platoonse liefde voor iedere man is weggelegd.

Plotseling draagt ze een hoofddoekje. Ik herken haar stem, maar mijn lichaam wil niet mee. Ik kan stem en verschijning niet bij elkaar brengen. Al weer schieten woorden tekort. Alleen een gedicht is adequaat. Mijn maag keert om. Mijn ziel ziel staat stil. De zonnestraal breekt bij het krieken af. Het is alsof ze dood is. Een zelfgekozen dood? Of opgelegd door een man? Er zit vast een man achter. Niet herkende onderdrukking? Realiseert ze zich wat ze doet? Zich afdekken voor een godheid die niet bestaat? Nooit meer zwemmen? Je afkeren van de heersende cultuur?
Er komt een kind op bezoek, waar ze even op moet passen. Kinderen waren gek op haar, op haar klaterende lach, haar vanzelfsprekende mede-kind zijn. Nu is het kind bang voor haar, huilt angstaanjagend en onbedaarlijk.

Ik kan mijn gevoelens en beleving niet duiden. Woede, machteloosheid, ergernis, ongeloof, haat, misselijkheid. En nog veel meer.
Ben ik een racist? Of een moslimhater, een paranoïde hoofddoekjeswaarnemer? Moet ik op Wilders stemmen? Is mijn afkeer van hem politiek correct, maar weet mijn onderbewuste wel beter?
Ik weet niet wat ik  moet doen. Ik haat haar ook. Ze laat zich onderdrukken. Ze is mede schuldig aan al die vrouwen die in naam van godsdienst zich moeten laten welgevallen wat mannen behaagt. Ze is ondersteunster van de Taliban.

Vandaag is een Arabische vrouw onthoofd in het kader van de Sharia, vanwege hekserij! Ik weet het zeker: MIjn bekeerde prinses is mede schuldig!

woensdag 7 december 2011

Prettig gestoord

Op de radio hoor ik een Belgische kunstenaar. Hij woont al jaren in een huisje aan de rand van het bos. Zelfs als luisteraar kan ik idyllisch met hem mee voelen. Jammer genoeg heeft hij sinds kort succes. Dat wil zeggen, hij heeft zich een zekere mate van bekendheid verworven. Dat is ook de oorzaak van het bezoekje van de razende reporter. Het einde van zijn rust. De kluizenaar vertelt dat er kort geleden, volkomen onverwacht, een hele bus voor zijn stulpje halt hield. De radioreporter klinkt geschokt.
- "Wat heeft u gedaan?"

Hij had de onnadenkend aanbellende toeristengroep vriendelijk te woord gestaan en een hand geschud.
-"Ge moet u laten storen",  is zijn bedaarde commentaar. Om er aan toe te voegen:
- "ge zijt het creatiefst als ge uit uw evenwicht zijt".
Even later komt hij zelfs tot: "Wees prettig gestoord", als samenvatting van: wees een prettig mens, ook al word je in je bezigheden gestoord.

Ik moest er aan denken, toen een collega mij voor de voeten wierp dat hij geschokt was door een uitlating mijnerzijds. Geschokt vindt ik wel mooi als je je er een beeld van vormt. Door elkaar geschud, de aarde bewoog. Waarschijnlijk doelde hij op een opmerking n.a.v. een boekje dat vooraan in mijn hoofd zit op dit moment: "God bestaat niet en Jezus is zijn zoon" van Klaas Hendrikse, de niet gelovige dominee uit Zeeland.  Dezelfde Hendrikse, die eerder de wereld stoorde met zijn werkje: "Geloven in een God die niet bestaat". Zijn recente schrijfsels leverden opnieuw een lezenswaardig werkje op, dat je aan het denken zet.

Ik hoop dat het "Ik ben geschokt", van mijn collega eigenlijk betekende: "Ik ben gestoord". Eventueel ook: "en dat vond ik wel prettig".
Of: "mijn aarde bewoog even".

Maar zo klonk het nog niet. Misschien moet ik hem nog meer uit z'n evenwicht brengen.

maandag 31 oktober 2011

Reünie

Ik heb me afgevraagd of ik wel moet gaan. Wat heb je nou aan een reünie? Oude koeien uit de sloot halen. Bovendien, zo'n leuke middelbare schooltijd heb ik nou ook weer niet gehad. Als boerenzoon uit een buitendorp hoorde je er net niet helemaal bij. Uitgaan was een Utopie. Maar goed ook trouwens, want ik zou niet weten wat ik zou moeten doen bij 'uit'.

Bij de vorige reünie was ze er niet. Het meisje van nog een dorp verder. Het meisje waar ik op bezoek ging. Het meisje waarvoor ik smoesjes verzon om er 's avonds even langs te gaan: huiswerk dat ik was vergeten, een boek dat ik wilde lenen, een uittreksel dat ik wilde overnemen omdat zij het boek al had gelezen. Gelukkig bestond er geen internet. Hadden we geen mobiele telefoon.
Ik fietste naar haar huis zodat ik even 5 minuten bij haar op de bank kon zitten, want langer durfde ik niet. Zo had ik haar heel even voor mezelf, tenminste, hoefde ik haar niet te delen met de andere jongens. Want haar ouders waren er ook bij natuurlijk.

Nooit heb ik iets van mijn verwarde en verwarrende gevoelens met haar gedeeld. Ook niet toen ze mee was naar Taizé en Annecy op mijn eerste buitenlandse reis. Georganiseerd door de school. Ik durfde niet, was te bleu, te bescheiden, te groen, te on-ïngelicht, te pukkelig, te laf. Ik zag haar overal en was tevreden met het feit dat ze er was. Ik ben benieuwd wat er van haar is geworden.

Er zijn niet veel mensen van mijn examenjaar. Negentienvijfenzeventig is ook al even geleden. Omdat ik ben blijven zitten, zoek ik in twee lokalen naar bekenden. En al staat zij op de inschrijflijst, ik zie haar niet meteen.

Dan is ze daar. Ik herken haar meteen. Hoe kan het ook anders, ze is in al die 35 jaar natuurlijk bijna niet veranderd. En zij ziet mij. In het enthousiasme waarmee ze naar me toe rent en mij innig omhelst meen ik haar positie op de bank te kunnen lezen. Van destijds. Een siddering van zesendertig jaar verstilt in vijf seconden. Schuurt de ziel. Ze voelt warm en stevig. Ze kijkt me aan.
- "Wat ben ik blij jóu te zien".

We verkennen de dag. We blijven bij elkaar. We wisselen gezinnen uit. We zeggen niets.
We benoemen niets. Het zou kunnen breken, kapot kunnen vallen, ons kunnen beschadigen.
Bij het afscheid dezelfde warme omhelzing. De lichaamstaal van de gedeelde ervaring, woordeloos, maar daarom niet minder duidelijk.

Als ik naar huis rijdt zet ik de radio aan. Radio 4 natuurlijk, 'Pianistenuur'. Een derde deel over het leven van Liszt begint met Liebestraum 1 en 3. Hoe pathetisch kan het echte leven zijn! Als God knipoogt moet je wel omhoog kijken.

Misschien komt er nog een reünie, voordat de eeuwigheid ons op slokt.

zaterdag 29 oktober 2011

Dagsluiting

Als we de klas binnen komen bij de franse les, kunnen we merken dat er iets anders is. Onze leraar is er al. Tegen zijn gewoonte in. Hij is zenuwachtig. We hebben les over een een boek dat we samen lezen. Het telt mee voor de boekenlijst van 15 Franse boeken, die we voor het eindexamen moeten lezen. In het verhaal gaat het over een kar met twee wielen, waar een paard voor moet worden gespannen. Om het paard ervoor te krijgen moet het paard 'reculer', althans in het boek. Eén van mijn klasgenoten vindt dat maar onzin. Thuis hebben ze paarden voor een sulky, en je kunt best de kar om het paard trekken. Nergens voor nodig, dat 'reculer'.

De anders altijd goedlachse leraar blijkt niet bevattelijk voor grapjes. Of voor een discussie in het Frans. Hij is er niet bij. Lijkt het einde te vrezen. Als de les bijna afgelopen is, komt de aap uit de mouw.
-"Is het jullie laatste les vandaag?"
We knikken, "gelukkig wel!"
- "Het is de bedoeling dat aan het eind van de dag door de leraar wordt voorgegaan in gebed".
Hij deelt het mee, als was het een extra opdracht in ons huiswerk.
We zijn verbaasd. De afgelopen jaren is er nooit voorgegaan in gebed, niet aan het begin van de dag en ook niet aan het eind. Alleen bij het overblijven is er een moment stilte. De conciërge tikt met een mes op een etensbord, er volgt een razandsnelle minuut stilte, en na het verlichtende "Eet smakelijk" werken we onze 14 beterhammen naar binnen, om daarna een potje te kunnen schaken.Maar ook daar geen afsluiting.

"De  nieuwe rector heeft het zo bepaald", zucht hij, en hij neemt een devote houding aan met gesloten ogen, de gevouwen handen voor zijn kruis. Het is duidelijk zijn nieuwe huiswerkopdracht.
We doen mee. Als leerlingen van een christelijke school kennen de meesten van ons dit ritueel van thuis, de kerk of van bij opa en oma.

Hij begint een klein dankgebed. Het duurt maar even.
"Heer wij danken u, dat wij vandaag weer naar school mochten komen"
Wij vinden het best. Beter leek: "Dat we eindelijk naar huis mogen, maar we zeggen natuurlijk niets.
Hij lijkt niet echt te hebben nagedacht over het vervolg, want even wordt het stil. Dan vervolgt hij:
- "Ook danken wij u voor het mooie weer vandaag".

Nog voor het eind van de zin tikt de regen tegen het raam.
God laat zich niet paaien door een rechtlerige rector. De Franse leraar ook niet.
- "Oh nee, toch niet", zegt hij zonder aarzeling.
- "Amen".

Wij kijken nergens van op. De echte wereld lonkt, en zonder commentaar dringen we naar buiten. Op zoek naar een regenpak.  God heeft met niemand mededogen.

zaterdag 22 oktober 2011

Zelfobservatie: Ik ben mijn brein niet!

Het is nog maar net geleden, dat ik een boekje las van Joachim Bauer over spiegelneuronen. En daarna van Dijksterhuis over het slimme onbewuste. Zij leerden mij dat ik in veel dingen mijn krokodillenbrein volg, en dat bewustzijn is, dat mijn onderbewuste mij meedeelt wat ie nu weer heeft besloten. Ik heb geen vrije wil.
Het is een hype geworden. Dick Schwaab heeft kans gezien heel Nederland te overtuigen van het feit dat wij slechts ons brein zijn. Sindsdien ziet het er slecht voor de mensheid uit. De enige openstaande vraag is nog of ik wel of niet verantwoordelijk ben voor mijn daden, en of ik eigenlijk wel moet worden opgesloten als ik een willekeurige voorbijganger naar de eeuwige jachtvelden zou helpen. Over dat dilemma heeft inmiddels Jan Verplaetse een boekje geschreven: "Leven zonder vrije wil". Daarmee is het vraagstuk uit-en-tena besproken zou je zeggen. Al zullen de conclusies van Jan vooralsnog wel geen wetgeving opleveren.

Sinds ik literarair in deze brein- en bewustzijnswereld verzeild geraakt, heb ik geen leven meer. Bij alles wat ik doe, denk ik: doe ik dit nu zelf, of wordt ik van afstand bestuurd? Want of er nou een half uur of tweehonderdste seconde tussen aansturing en actie zit, dat maakt natuurlijk niet uit. Ik ben helemaal in de ban van de zelfobservatie. Dat gaan ongeveer zo:
Ik ben iets van plan. Daarna doe ik iets. En vervolgens kijk ik of ik het zelf doe, of dat het me overkomt. Dat levert kolderieke momenten op. Het overkomt me regelmatig dat ik ergens heen loop, en als ik daar dan ben, niet meer weet wat ik daar ging doen. Dat gebeurt niet sporadisch, maar bij herhaling. Met name de badkamer is een geliefd oord van mijn on(der)bewuste. Eenmaal daar aangekomen, weet mijn bewuste deel echter niet meer wat ik daar ook al weer ging doen. Als ik dit aan de kaak stel, blijft het binnenin verdacht stil. Een beetje alsof Kroko (zoals ik hem liefkozend ben gaan noemen) stiekum een vriendinnetje heeft naast mijn op zich toch niet onaantrekkelijke lichaam. Voor een brein dan. Mijn bewuste deel heeft best een aardig IQ, een afwisselend leven, variërend van voetbal tot klassieke muziek, en van detectives lezen en kijken tot gedichten lezen. Dat alles gelardeerd met een snelle analytische blik en een positief zelfbeeld. Maar misschien is het niet genoeg. Misschien zijn witte tegels en een WC pot veel uitdagender kamergenoten voor Kroko.

Als ik ben aangekomen op de uitgekozen plek, mag ik zelf verzinnen wat ik daar ging doen. Na enig nadenken weet mijn bewuste deel de puzzel meestal wel op te lossen.  Meestal is het inderdaad iets wat ik enkele minuten eerder van plan was, maar al weer vergeten: mijn portemonnee uit de broek halen die ik gisteren aan had, mijn schoenen zoeken die ik daar gisteren uit heb gedaan maar waarvan ik niet wist dat ze in de badkamer stonden, mijn tanden poetsen, omdat ik dat eerder even heb uitgesteld, de klaar gelegde was meenemen naar de wasmand, dat soort dingen.
Met die was loop ik dan naar beneden, waar ik naar de bijkeuken ga om de was te deponeren en de koffie aan te zetten. Ik laat dat dan graag ook aan Kroko over. Nu ik weet dat ik wordt bestuurd, laat ik me graag verwennen en kan ik ondertussen wat anders nuttigs doen. Maar dat blijkt teveel gevraagd. Kroko kan helemaal niet multitasken. Hij is dan de weg volkomen kwijt. Terwijl ik (of hij?) de oude koffiepads uit de Senseo haal, wordt de was zonder enige waarschuwing in de vuilnisemmer gekieperd. En wie mag de troep opruimen en in de afval gaan vissen: ik zelf!  Zodra ik het in de gaten krijg.

Ondertussen roept mijn bewuste deel me toe: Hou toch je kop erbij man! De pot verwijt de ketel.

Nee, ik ben niét mijn brein!

maandag 17 oktober 2011

Failliet

Landgenoten,

aan de vooravond van wat de zwartste dag uit onze geschiedenis zal worden, wil ik u allen gaarne een hart onder de riem steken. Slecht konden wij zien aankomen wat de gevolgen zouden zijn van een door de regering ingezette denklijn tijdens het kabinet Wilders II. Wat destijds een volstrekt logische en redelijke oplossing leek voor de economische crisis heeft zich inmiddels tegen ons gekeerd.
Hoewel de regering niet met een vinger wil wijzen, en manhaftig de consequenties van het ingezette beleid onder ogen wil zien, meent zij toch dat u recht heeft op een kort resumé van het voorafgaande. Zodat u weet dat u sterft voor de goede zaak. Ook kan het ertoe dienen om in het door de regering niet geheel uit te sluiten hiernamaals, eventueel uw recht te halen.

IJsland was failliet. De exhorbinatante schuld, die de tweehonderduizend koudbloedige mede-europeanen samen maakten, in het volle besef dat zij hun rijkweidte verre overschatten, maakte dat het vertrouwen in de mogelijkheid tot terug betalen door hun bank tot ver onder nul was gezakt. Maar onder nul, daar worden IJslanders niet warm of koud van.
Daarna ging Griekenland failliet. De Grieken deden immers niets. En als je niets doet, krijg je geen geld, behalve het geld dat je hebt geleend van anderen, tot het op is. En ondertussen zit je in de zon, kijkend naar de azuurblauwe zee. Maar hitte, daar wordt de pis van de Grieken niet lauw van.

De Europese besluiteloosheid werd uiteindelijk doorbroken vanuit ons eigen land. Nederland reikte de mogelijkheden aan om uit de impasse te komen. De regering Wilders wist in het Europees parlement te bewerkstelligen dat van een land dat failliet is, alle inwoners van deelname aan het verdere samenlevingsproces werden uitgesloten. De golf van knorrende goedkeuring, die toen door Europa trok, van arbeider tot bankier, zullen wij niet licht vergeten.
De onaangename maar noodzakelijke bijbehorende werkzaamheden zijn de afgelopen jaren door de vers toegetreden Bulgaren met verve ter hand genomen. De regering is daarvoor hen nog steeds dankbaar.

De opleving van de economie die een gevolg was van het nieuwe beleid heeft ons allen aangenaam en warm gertroffen. De welvaart kreeg een nieuwe impuls, ook buiten de oude EEG landen. Zelf ben ik, nadat ik de koning Willem IV was opgevolgd, op staatsbezoek geweest in Roemenië en Bulgarije om dit samen met de bevolking, waarvan er ook diverse familileden hadden moeten opofferen, te herdenken én te vieren.
Op de in IJsland en Griekenland omgeploegde grond hebben de 10 kakelverse gezinnen in 10 nieuwe huizen, uit de 10 meest succesvolle Europese landen een impuls aan de economie en de mondialisering gegeven.  Hun uitzending vormde een warme geste namens mijzelf en ik weet: ook namens u allen. Onze landgenoten gedroegen zich in deze constellatie voorbeeldig.

De crisis lijkt echter te zijn onderschat. De onrust in diverse Europese landen m.b.t. het consequente beleid is vanuit links Nederland gevoed en gesterkt. Het Europees parlement heeft daarom gemeend om in een vroegtijdig stadium te moeten ingrijpen. De regering heeft hiervoor begrip. Een zo succesvol beleid kan niet door de kennelijke sympathieën van enkelen van binnenuit worden bedreigd.

Morgen komen de Bulgaren ook in Nederland hun werk doen. Zelf ben ik inmiddels naar Engeland uitgeweken, om de gezinnen die onze geliefde vaderlandse grond zullen bemesten en voeden met raad en daad bij te staan. Ik reken op uw solidariteit.

Wij, president Geert Wilders


Zijn we al wakker?

woensdag 5 oktober 2011

We hadden het goed voor elkaar.

Als zij in haar glimmende pakje binnen komt, glinsteren zijn ogen. Ze weet hoe hij zal reageren, maar verheugt zich er toch op. Ze zoenen, drie keer, zoals het hoort. Hartelijk. Zonder gene. Hij zegt nog niets. Hij wacht tot ik hen zie om dan pas te zeggen:
-"Wat ziet ze er weer mooi uit hé?
Tegen mij, maar voor haar bedoeld. Zodat we op elkaar worden betrokken.
Haar pirouette is het teken dat ze zich het compliment laat welgevallen, al is zijn daverende lach een onbestendig teken van voor mij onpeilbare sentimenten. Ze zoent ook mij. En ik haar. Onze harten huilen, nu al.

De beginminuten zijn erotisch. In wankel evenwicht. Ieder moment kan het omslaan, kan hij de touch verliezen, maar nu nog niet, even niet. Hij prijst haar schoenen, haar jas en haar blosjes. Hij zoekt de rand, als regisseur Pierre Audi met olifant en Woelmuis in de operaversie van 'de genezing van de krekel'. Hij is als woelmuis die rond woelt in het kruis van de olifant. Ik voel me Toon Tellegen gedwongen tot het schrijven van een verhaal over het swaffelen van eekhoorn. We zijn in ons eigen agapè-restaurant. Alain (de Botton) zou trots op ons zijn.
We zoeken een plekje. Hij neemt als vanzelfsprekend het voortouw. Z'n charme leidt tot lachende gezichten, z'n sturing tot vanzelfsprekend volgen. We klinken. We drinken. We zijn herenigd. Ik bewonder zijn flair, zijn vanzelfsprekende kracht en zelfvertrouwen. Ik ben blij dat hij de meeste ruimte in neemt.

Ooit waren wij hecht. Deelden lief en leed. Ondersteunden en oordeelden. Loodsen op hetzelfde schip, ieder met een eigen taak. Ezels met een eigen last. Drie musketiers in een wereld vol ego en eigendunk. Complementair en vol zelfvertrouwen. Managers, die graag als leiders te boek stonden. Want wie wil er nu manager worden genoemd? We waren net vijftig, in de nadagen van onze ambitie, overtuigd van de zegenrijke effecten van onze aanwezigheid. In evenwicht, verder dan de anderen.
Ik was van de inhoud, van het vakmanschap, het enthousiasme. Ik kon leerkrachten opzwepen tot gepassioneerd geloven in eigen kunnen, heen en weer springend tussen theorie en praktijk, tussen zweverig en praktisch, tussen filosofie en het echte leven.
Hij was van de commercie, van de klanten, het netwerk, het geld. Hij leerde ons dat je niet bang moet zijn om geld te vragen, om contacten te 'gebruiken', om geld en inhoud te verbinden. Hij kende 'de markt'.
En zij? Zij verbond ons. Zij liet ons zien dat niet iedereen dacht als wij, dat leren tijd nodig heeft, dat je moet voorleven ipv overtuigen. Cirkel van invloed en cirkel van betrokkenheid.
Maar bovenal leerde ze ons oog voor schoonheid, want ze was elke dag als nieuw.

Als enige overleefde zij de schifting. Charme en een voorzichtige stijl van communiceren leveren nu eenmaal altijd meer op dan confrontatie en botheid, meer onze sterke kanten. Tekenen van toenemende machteloosheid. Van gelijk hebben, maar niet krijgen, van domheid vermomd als intellectueel handelen.
Al waren we inhoudelijk succesvol. Al waren we populair bij onze mensen. Al hadden we de afdeling op orde. Al dachten we dat we 'het goed voor elkaar hadden', zoals hij niet naliet doorlopend te zeggen. Het bleken in de ogen van de machthebbers allemaal bewijzen van ons disfunctioneren, zoals zij uiteindelijk vond dat ze moest toegeven. Al was het maar voor even. Het is haar brandmerk in de nieuwe slavernij. Maar ze heeft het beter gedaan dan wij.

Het enige wat mij rest is een cadeautje voor hem te kopen. Ook namens haar, namens 'ons' dus.  Nu hij niet meer leiding geeft aan anderen is hij begonnen met het managen van de lastigste persoon op aarde: zichzelf. Al geldt dat volgens Ben Tiggelaar voor iedereen. Op basis van 'de gerecyclede indrukken uit mijn verzameling' (Guus Kuijer) zal ik een titel kiezen, die hem voor altijd aan ons zal binden en herinneren.
De 'Utopie van de Vrije markt' van Achterhuis is een mooi beginnetje. Hij als ondernemer, wij als loonslaven.  Of  'Je moet je leven veranderen' van Sloterdijk, meer een tip van hem aan ons, dan andersom, maar dat hoeft hij niet te weten. Ik leg het terug. Joke Hermsen die aanspoort de tijd te nemen dan? Of 'De Boodschapper' van Kader Abdollah? Net op tijd realiseer ik me dat dat meer een boek is voor mezelf. Een waarschuwing na een treurige mislukking als strijder voor belegen idealen. 
Uiteindelijk kies ik voor "Pleidooi voor treuzelen", van Peter Delpeut.
Hij buldert.

Als we afscheid nemen, vol twijfel en met beloften elkaar te blijven zien, ook al weten we dat we liegen, zegt hij het nog één keer ons mantra, onze verbindingszin:
- "En toch hadden we het goed voor elkaar".
Dan verdwijnt hij in het donker, ons de ruimte latend, maar met onze markt achter zich aan.

maandag 3 oktober 2011

Wervingsprocedure

Als ik binnen kom zit hij al op het bankje. Rechts van de draaideur. Je zit daar een beetje 'te kijk', net als op ieder ander bankje of ontvangstzitje bij ieder ander bedrijf.  Alle passanten kunnen je zien en weten: hij komt op bezoek. En soms, als het zo'n dag is: hij komt solliciteren. Vandaag is zo'n dag. Rondstruinende belangrijk doende adviseurs gluren naar hun potentiële nieuwe baas. Want daar is het vandaag voor, voor een manager.
Niemand wil manager genoemd worden. Een manager is een nitwit, een niet-kunner, een omhoog gevallen ijdeltuit, die Peters' principle belichaamt: je stijgt net zo lang tot je een baan krijgt, die je niet aan kunt. Daar blijf je hangen. Iedereen wil graag belangrijk zijn. Baasje, zeker de man'lijke 40-plusser. Even tenminste. Tot hij 50 is. Maar niemand wil manager heten.

Als de sollicitant is opgehaald, komen de secretaresses tevoorschijn.
- "Lekker ding"
- "Mooi pak"
- "Die nemen ze nooit, veel te goed".
- "Zag je die blik, hij kleedde je uit".

Het oordeel is al geveld. Je hoeft eigenlijk niet met sollicitanten te praten. Zet een sollicitant een kwartier op het bankje, en de staf vertelt je wie je gaat nemen. Het spaart geld. Het creëert saamhorigheid.

De staf heeft uiteindelijk altijd gelijk.

dinsdag 30 augustus 2011

Zestien vierkantjes

Het is bijna Pasen 1963. Ik zit op de kleuterschool. Mijn eerste jaar op de kleuterschool in Gorredijk. Het is een wonder dat ik naar de kleuterschool ga, want dat is niet verplicht. En we wonen in Terwispel, dus het is eigenlijk ver weg. En ik moet alleen op de fiets, want mijn moeder kan mij niet brengen. Ik kan met een vriendje mee. Die zit al op de lagere school en is al zeven. Dus dat komt zeker goed.

We fietsen over het zandpaadje langs de vaart naar Gorredijk. Dat vindt mijn vriendje een fijne weg. En ik weet geen andere weg. Dus ik fiets mee. Het is een beetje eng, maar mijn vriendje zegt dat ik niet moet zeuren, en dus fiets ik door. Op mijn doortrapfiets, dus stoppen is so-wie-so niet eenvoudig. Want hij heeft geen remmen.

Als we bij de lagere school zijn, zegt mijn vriendje dat ik maar alleen verder moet. Want we zijn al bijna te laat. Verderop zal ik de school vanzelf wel zien, het kan niet missen. Ik kijk goed om me heen. Want hoe ziet een school er eigenlijk uit? Dat weet ik niet zo goed. 
Net als ik denk dat ik de school zie, sla ik keihard tegen de grond. Ik ben tegen een gele auto aangereden. Een VW kever. Uit het huis waar ik voor lig komen mensen gehold.

Ik huil niet. Mijn vader zegt altijd:
- "Hou op, anders krijg je een mep, dan weet je waarom je huilt".
Dus ik hou me in. Al doet mijn knie wel zeer.
Een aardige mevrouw brengt me naar school. Het is bijna half tien. Maar dat weet ik niet. Ik kan geen klok kijken.

 

Het is bijna Pasen. We moeten een eiermandje maken. Van een vouwblaadje. Zestien vierkantjes en dan knipjes er in. Ik vind het moeilijk, maar het lukt. Als je het goed vouwt, kun je er een bakje van maken. Het allerlastigste is het lijmen. Mijn bakje is kletsnat, en ik zit er onder. Het handvat drijft in het bakje.

De juf is naar cursus geweest. Zij weet nu dat zestien vierkantjes komt uit de vouwreeksen van Fröbel: "Kleuters moeten vouwen, knippen en plakken. Komen tot leuke ruimtelijke creaties. De doelstellingen zijn duidelijk: het leren onderscheiden van vormen, afmetingen en verhoudingen en het verhelderen van het ruimtelijk inzicht. Daarbij vereist vouwen, knippen en plakken concentratie en geduld en bevordert het de ontwikkeling van de fijne motoriek. En het is leuk!"

Brrr. Het zal best, maar ik vind het niks. Maar het moet over. De juf vindt dat ik nog niet klaar ben voor de lagere school. Ik kan nog niet goed plakken.

Mijn trauma heet al vijftig jaar: "zestien vierkantjes".

vrijdag 15 juli 2011

Middenmoter-cake

Het boek is uit. Ik lig een beetje op apegapen. Ik heb het natuurlijk over 'Religie voor Atheïsten'  van Alain de Botton. Ik heb het er moeilijk mee. Alain hemelt religie zo op, dat je bijna geneigd bent te denken dat niet religieus zijn een blunder van formaat is. Maar dat beweert hij niet.

Alains redenering is als volgt: Er waren, vroeger al, in de maatschappij diverse problemen, waaraan de mens  het hoofd had te bieden. Denk bijv. aan gebrek aan samenhang in de maatschappij, de neiging om niet datgene te doen waarvan je weet dat het moet (Akrasia), de behoefte van volwassenen om ook eens geknuffeld te worden, de neiging om van alles te vergeten en nog veel meer.
Godsdienst speelde op deze problemen in, en bedacht oplossingen om heel veel van dergelijke problemen op te lossen. Een mens die niemand kent kan gemeenschapsgevoel halen in een volle kerk en daar samen zingen. Een volwassene die genuffeld wil worden, als hij thuis niet met z'n werksores terecht kan, kan terecht in een donkere ruimte met een kaarsje, waar een schilderij van een zachtaardige jonge vrouw hangt. Daar kun je uit huilen. Maria luistert altijd. Een mens die denkt dat hij het zwaar heeft kan eens langs de bloederig vormgegeven kruisweg van Jezus de relativiteit van zijn problemen inzien.

Alain is volstrekt a-religieus (zegt hij). En godsdienst is uit. De problemen waarop de godsdienst inspeelde en in speelt, zijn er echter nog steeds.  Mijn probleem met de redenering is, dat Alain de indruk wekt dat de Godsdiensten (hij gebruikt ze allemaal (Boedhisme, Katholicisme, Protestantisme, Islam) hun hele regel- en rituelenapparaat hebben bedacht als oplossing voor die problemen. Intentionele maatregelen gericht op het welzijn van de mens. Op de één of andere manier wil het er bij mij niet in.
De uitkomst van zijn redenering is daarvan echter niet afhankelijk. We kunnen in onze maatschappij nieuwe instituten en rituelen invoeren, waarmee we nu wel de gestelde problematieken te lijf gaan. Alain roept ons allen op om onze eigen rituelen te bedenken en onze eigen instituties in het leven te roepen, los van godsdienst, maar gericht op de menselijke behoeften.
We kunnen bijv. Agape restaurants beginnen met tafels waar mensen kunnen eten met onbekenden. We kunnen de musea anders inrichten zodat ze thematisch inspelen op onze emoties en behoeften: een ruimte met schilderijen van hoop. Ipv vroeg negentiende eeuws, de rationele- en weinig verbindende thematiek, zoals die nu vaak wordt gebruikt.

Religie geeft ook een oplossing voor het feit dat we geneigd zijn te vergeten. Religie is multi- zintuiglijk. We lezen over religie niet alleen in boeken, we hebben ook feestdagen (pasen pinksteren), we eten een hapje (pesach, avondmaal), ons gevoel voor schoonheid wordt bespeeld nmet een mooi gebouw (kerk, tempel), kortom we worden via alle zintuigen beïnvloed.

Het is vakantie. Ik ben enkele weken weg. Ik ben niet meer te lezen. U zult niet meer aan mij denken. Tenzij:
Ik nam afscheid van een collega. Die had een eigen cake gemaakt, zodat wij hem niet zouden vergeten. Multi-zintuiglijk dus. U kent hem niet. Ik jat zijn idee. Daardoor ben ik met hem verbonden en u met mij.

Ik hoor graag hoe het smaakte.

Recept:  Chocolade wortel punten

125 gr. zelfrijzend bakmeel
1 tl kaneel
185 gr. basterdsuiker
80 gr. fijngeraspte wortel
200 gr gemengde gedroogde vruchten
100 gr. chocolade, gehakt
25 gr. kokos
2 eieren.licht geklopt
100 gr ongezouten boter
50 gr. gehakte walnoten
Kaaslaagje

125 gr. roomkaas
25 gr ongezouten boter
175 gr. poedersuiker, gezeefd
1 tl warm water

Verwam de oven voor op 180º
Bestrijk een ondiep bakblik (23x23) met gesmolten boter of olie.
Bekleed de wanden en bodem met bakpapier.
Zeef het meel met de kaneel in een grote kom.
Voeg de suiker, gerapste wortel, gemengde vruchten, chocolade en kokos toe. Roer dit kort.
Roer de geklopte eieren en boter door het mengsel.
Schep het mengsel in de bakvorm en strijk het oppervlak glad.
Bak de koek in 30 minuten goudgeel.
Laat de koek afkoelenen stort hem op een vlak werkblad.

Klop de roomkaas en boter met de mixer in een kleine kom glad.
Voeg poedersuiker toe en klop het mengsel twee minuten luchtig.
Voeg water toe en klop het goed door het mengsel.
Bestrijk de koek met het kaasmengsel en bestrooi hem met walnoten.

Snijdt hem in vierkantjes (16).

Heerlijk!!
En 16 vierkantjes is het thema van de volgende blog! Dat vergeet u vast niet.

maandag 11 juli 2011

Akrasia en de ecologische voetafdruk.

Ik lijdt aan Akrasia. Net als de meeste andere mensen trouwens. Tot gisteren wist ik dat niet, maar het is wel zo. "Akrasia is de verbluffende aanleg  te weten wat we moeten doen, gecombineerd met een hardnekkige weerzin, ingegeven door wilszwakheid dan wel verstrooidheid, om dit ook werkelijk te doen".
Dat las ik tenminste in 'Religie voor Atheïsten' van Alain de Botton. Ik weet niet of deze definitie ook in de DSM V zal komen, Nu wordt er nog gewerkt met de DSM IV en daar staat Akrasia niet in.  De DSM-IV is het classificatiesysteem dat gebruikt wordt om vast te stellen of sprake is van een psychiatrische stoornis.
Nu is de definitie niet onafgebroken op mij van toepassing. Soms zie ik iets gebeuren en voel ik niet de hardnekkige weerzin om te handelen. Weerzin is trouwens ook niet zo'n goed woord in dit verband. Dus aan de definitie mankeert nog wel iets. Ik lijdt dus hoogstens aan Partiële Akrasia. Maar dat doet aan het concept niets af.

Ton Lemaire heeft het in zijn boek "De val van Prometheus", over de drang van de mens om de aarde te vernietigen. We leven met z'n allen zo, dat het niet anders kan, dan dat de aarde het binnenkort begeeft. We putten alle bronnen van energie uit en leven alsof we een aarde in reserve hebben. Via Ton Lemaire hoorde ik voor het eerst van de ecologische voetafdruk (ev), een maat voor duurzaamheid. Sinds 10 jaar zegt Ton (ik mag toch wel Ton zeggen?), wordt 'ev' als maatstaf gebruikt om de milieudruk per persoon  in cijfers uit te drukken. De ecologische voetafdruk wordt gedefinieerd als de hoeveelheid land en wateroppervlakte, die vereist is om (a) te voorzien in de consumptie van voedsel, energie en andere producten, (b) de opname en neutralisatie van de voortgebrachte afvalstromen en emissies (uitstoot), en (c) de ruimte voor de infrastructuur (huizen, gebouwen, wegen en transport) die een mens gebruikt.
Gemiddeld gebruiken mensen 1,8 Hectare (Ha) per persoon per jaar. De gemiddelde ev is dus 1,8 ha. Dat is trouwens precies het verbruik bij één tiendaagse vliegvakantie. Maar de verdeling van dat verbruik is zeer ongelijk verdeeld in de wereld. Een gemiddelde Amerikaan verbruikt 9,5 ha. Nederland 4,7. West-Europa 5,1. China nu nog 1,5. India en Congo resp 0,8 en 0,7 ha.
Het eerlijke aardeaandeel van ieder mens, zo is berekend, bedraagt 1,6. We teren dus nu al 0,2 ha per wereldburger per jaar in. Dat aandeel wordt snel kleiner, omdat de wereldbevolking groeit en omdat we ondertussen de aarde vernietigen. Als we schatten dat we uiteindelijk allemaal ongeveer 1,5 ha kunnen hebben (als we opschieten met  versoberen) betekent dat dat de levenstandaard in Nederland met tweederde naar beneden zal moeten. In Amerika nog veel meer. We leven zwaar boven onze ecologische stand.

Met deze kennis op zak kun je het nieuwste boek van Peter Sloterdijk lezen: "Je moet je leven  veranderen". Sloterdijk pleit ervoor de ecologische voetafdruk kleiner te maken. Hij is de dikke gezellige voorvechter van komkommersalade waar de milieubeweging al zo lang op zit te wachten, zegt Peter Giesen in het Filosofie-magazine van augustus 2011. Sloterdijk snapt tenminste dat dat terugdringen van onze exorbitante levensstijl moeilijk is en ons moeite kost. Hij is zelf ook een bourgondiër die over de wereld reist. Hij snapt dat we weten dat het anders moet en het toch niet doen. Hij weet dat we allemaal last hebben van Akrasia. Daarom moeten we oefenen zegt hij. En als het niet lukt, gewoon weer oefenen. Het is nooit hopeloos. "Ik weet dat ik die I-pad beter niet had kunnen kopen". Het oefenproces leent zich voor uitvluchten.

Daarom heeft de godsdienst ooit de erfzonde voor bedacht, stelt de Botton weer, dan is het minder erg. We kunnen er niets aan doen, maar we weten dat we ermee op moeten houden. En zo biechten we en beginnen we opnieuw. Godsdienst is geïncorporeerde en gesystematiseerde psychologie, waarvan we niet in de gaten hebben, hoe goed de principes gebruik maken van onze menseljke trekjes. Daar kan de seculiere wereld veel van leren.

Al dit leed en de onaangename oplossing moet nog onder de mensen worden gebracht. Het liefst zo, dat mensen het graag aanhoren. Het geeft geen pas om wereldschokkende ideeën mompelend te verkondigen, zegt de Botton. Een goede redenaar wist Cicero al, moet bewijzen, behagen en overtuigen. Het liefst zo dat zijn toehoorders achteraf zijn onderkaak in een reliek met diamanten bezet in een kerk ten toon stellen, zoals de kerkgangers deden met de Heilige Antonius van Padua. Die dus geweldig kon preken.

Ik stel mijn vingers beschikbaar waarmee dit stukje is getypt. Na mijn dood natuurlijk.

vrijdag 8 juli 2011

Mondelinge overhoring

We hebben geschiedenis. Middelink zit op zijn platform en overziet de klas.
- "Wie heeft het geleeeerd?" slist hij.
Iedereen steekt z'n vinger op. Dat hebben we inmiddels wel geleerd. Als je je vinger niet op steekt zal zijn onvermijdelijke commentaar zijn:
- "De Boer, een paaaal".
Het woord 'paal' kan alleen hij uitspreken op een manier, die maakt dat je niet protesteert tegen een zo onredelijke bejegening, zonder de kans op enige toelichting. Omdat je ook niet beslist weet of hij het meent of niet. Maar het risico nog een keer nemen, dat doet niemand.
Als je geluk (of pech) hebt, is er een andere straf adequaat:
- "Dat wordt 20 kaarsen extra verkopen voor de Surinamezending".
Want hij is voor ons onplaatsbaar geobsedeerd door de Surinamezending.
We hebben trouwens geen idee wat dat is, Surinamezending. En waarom dat nodig is. Maar iedere week komt het wel een keer aan de orde.

Vandaag is het tijd voor een mondelinge overhoring. Iedere week krijgen drie leerlingen een beurt om voor de klas enkele vragen over de les te beantwoorden. Het cijfer telt mee als een SO (Schriftelijke overhoring). Als je er slecht voor staat kun je een extra keer aanvragen.
- "Zo, wil je verder sparen voor een hekwerkje? ", is dan het commentaar dat je zult moeten trotseren.  

Vandaag is Henny Bustra aan de beurt. Haar oranje naveltruitje, haar hotpants en haar laarzen lijken hem volkomen te ontgaan. Als ze haar vragen heeft gehad en wil gaan zitten, verandert zijn houding:
- "Blijf even staaan", is zijn slepende en dwingende bevel.
- "Wat heb je daar op je ooooogen?"
Henny lijkt verrast. Dan antwoord ze:
- "Oogschaduw meneer.
Middelink wacht even. Dan is zijn dodelijke commentaar:
-'t Spijt me kind, net een spook".

Het is doodstil. In één klap staat ze ter discussie. Plotseling hebben wij de kans haar flirterige uiterlijk te zien. Kunnen we weten, dat hij, Middelink, onze favoriete leraar, het door heeft.
Maar wij houden van kijken naar Henny. En zijn nog niet in staat de psychologie van deze actie te duiden. Hij vindt het niets! Hij houdt ons een spiegel voor.
De les begint. We praten er niet over. Onderling niet. Met Henny niet. Want dat durven we niet.

Henny heeft bij geschiedenis nooit meer oogschaduw op.
Middelinks populariteit is altijd onaangetast gebleven.
Ik vraag me achteraf af waarom hij zo populair was.

dinsdag 5 juli 2011

Henny Bustra

Het is eng. Heel eng. Vandaag is mijn eerste dag op de middelbare school. Ik ben nog nooit buiten Tietjerk geweest. Tenminste, niet alleen. Niet op een plaats waar ik zelf moet bepalen wat ik doe of waar ik heen loop. Mijn grootste avonturen tot nu toe bestonden uit de wedstrijden met mijn korfbalteam en de daarbij behorende 'seriedagen':  Samen met je teamgenoten in de zon liggen. Wachten op de volgende wedstrijd bij het luisteren naar 'de Clown' van Ben Cramer. En 'Kom uit de bedstee mijn liefste'.

Vandaag is het zover. Ik ben vooral bang dat ik de deur niet kan vinden. Want dat heb ik gedroomd: dat er zoveel deuren zijn, dat je niet weet waar je naar binnen moet. De school is groot hebben ze me verteld. Wel 2000 leerlingen. Een leerfabriek. Angstaanjagend. Het is de grote stad. Het is Amsterdam. Ook al ligt de school in Leeuwarden.

In onze klas zitten 30 kinderen. Ongeveer de helft van de kinderen is van boerenkomaf. Uit Sint Annaparochie, Oude Bildtzijl, Morra, Marssum. Plaatsen waarvan ik gehoord heb bij aardrijkskunde.
De school is niet eng. De kinderen wel. De meisjes vooral. Ze zijn groot. En mooi, heel mooi. Ik durf bijna niet te kijken. De meeste dragen hotpants. Eén valt er extra op. Ze heeft grote borsten en een strak shirtje. Ze draagt zwarte laarzen tot boven haar knieën en ze is erg opgemaakt. Alleen haar haar is een beetje gek. Ze is blond, haar haarlijn is erg rafelig, slonzig bijna. Vlasachtig.

Ik durf niet bij haar in de buurt te komen of tegen haar te praten. Ze is blijven zitten. Haar naam is kenmerkend voor het meest kenmerkende deel van haar uiterlijk. Zeggen ze. De jongens van mijn klas. Ik snap het niet. Bustra heet ze. De jongens spreken het anders uit.

zondag 3 juli 2011

Verliefd

We gaan op vakantie! Voor de allereerste keer! Nooit eerder gingen we in de zomervakantie weg, en nu is het zover! Nog net voordat ik naar de middelbare school zal gaan. Mijn leven gaat een nieuwe wending nemen. Ik ga echt de wijde wereld in! Er is een caravan gehuurd op 'de Waps', in Oudemirdum. Dan kan Heit ook komen overdag. Op zijn Sparta. Van Tietjerk naar Oudemirdum op de Sparta, dat kan net tussen twee keer melken door. Als je extra vroeg op staat.

Als Heit voor het eerst komt is hij wat van slag. Onderweg haalde een auto hem in en uit het raam kwam een arm, die op en neer bewoog. Een aardige man. Mijn vader had terug gezwaaid en de langzaam afremmende auto ingehaald, om zo snel mogelijk zijn vakantievierende liefde en kroost te bereiken.
De auto had hem opnieuw ingehaald en er werd weer gezwaaid. Onder de indruk van zoveel vriendelijkheid volgde een nieuwe vaderlijke groet en een voorzichtige wheely. Wat niet eenvoudig is op een Sparta.
Even later was hij echter klem gereden door de auto en er waren twee agenten uitgestapt. Het vriendelijke zwaaien had moeten worden geïnterpreteerd als een stopteken en mijn vader ging op de Sparta harder dan toegestaan. Gelukkig was de Sparta niet in beslag genomen, zodat Heit, met 5 gulden boete, dat wel, de reis had kunnen vervolgen. De vakantie was duur begonnen!

Naast onze caravan staat een grote tent. Voor de tent zitten een man en twee kinderen, ongeveer van mijn leeftijd.  Het meisje komt nieuwsgierig kijken naar de beide jongetjes, die onwennig de omgeving in zich op nemen. Al snel spelen we verstoppertje.

Als ik enkele uren later, tijdens een eerste fietstocht, op een bankje in het bos zit voel ik me niet goed. Mijn buik doet zeer, en ik wil niks. Alleen maar terug naar de camping. Ik moet steeds aan Ellie denken. Ellie de Ridder heet ze en ze woont in Den Haag. Ze hebben thuis een bakkerswinkel. In de Michiel de Ruijterstraat.
Ik vertel dat aan mijn moeder, maar die is niet geïnteresseerd. En mijn broer ook niet. Ik voel me nog beroerder. Ik snap niet wat er met me is.

Vakantie, niks aan!

maandag 27 juni 2011

Jopie Huisman

Tussen Drachten en Heerenveen staat een groot reclamebord voor het Jopie Huismanmuseum. Nog maar net. Omdat het bord nu net is geplaatst, denk ik dat het wel slecht zal gaan met het museum. Er moeten meer mensen komen en dus moet er reclame gemaakt. De kost gaat voor de baat.

Ik ben er al lang niet meer geweest. Want ik heb het al gezien. Het is best dapper een museum te beginnen voor het werk van één man. En dan nog een autodidact. Een man ook die misschien nog niet zo lang geleden aan de kunstroute van Workum mee deed. Waar je natuurlijk best mooie dingen kunt zien. Misschien.

Ik vind de echt realistische dingen van Jopie mooi. Toen ik ze voor het eerst zag had ik nog nooit iemand gezien die zo kon schilderen. Zo echt en toch ook weer niet.


Pas later zag ik Terry Rodgers en Jan Worm. Jopie is hun voorganger eigenlijk. Maar ik vond Jopie eerst geen kunst. Toen ik hem voor het eerst zag. Meer een lompenhandelaar. Maar dat zijn geen elkaar uitsluitende categorieën natuurlijk.

Is het kunst? Ik kon het niet laten en heb de afgelopen maanden een eerste werkje over kunsttheorie doorgewerkt.
"Maar is het kunst? " van Cynthia Freeland. Een inleiding in de kunsttheorie.  Geen opwekkende literatuur.  Cynthia (ik mag toch wel cynthia zeggen?) zet veel definities op een rij en kiest er uiteindelijk voor twee:
  1. Kunst is Kunst als het cultureel van substantiële betekenis is, bekwaam gecodeerd in een ontroerend, tot de verbeelding sprekend medium. Deze definitie heeft ze van ene Richard Anderson.
  2. Kunst is een continu onderzoek van ons op de waarneming gebaseerd bewustzijn, en een continue vergroting van ons bewustzijn van de ons omringende wereld. Dat heeft ze van Robert Orwin, zelf kunstenaar.
Ik toets Jopie aan deze beide definities.  Ik vind het ontroerend gecodeerd. Tot de verbeelding sprekend. Jopie heeft mij zeer bewust gemaakt van de schoonheid van het gewone. Mijn bewustzijn van de omringende wereld vergroot. Ik realiseer me wel, dat dat niet voor iedereen hoeft te gelden. Jopie is voor mij dus kunst, al dacht ik eerst van niet. En voor anderen mischien niet, ook al voldoet hij voor mij aan de definitie.

Ik denk dat ik geen kunsttheorie meer ga lezen.
Maar ik ga nog wel terug naar Jopie. Daar kan hij op rekenen.

donderdag 23 juni 2011

Proefwerk

Als we de klas binnen komen zit Middelink al op zijn verhoging. Zijn dampende sigaar als fallus van zijn autoriteit. We hebben geschiedenis. Terwijl wij onze plaatsen opzoeken slist hij:
- "Zo kindertjes, heeft mamma jullie weer laten gaan"?
Zijn spraakgebrek is onderdeel van zijn overwicht, iets waar weinig andere leraren hem in kunnen volgen.
"- Pak je boek!", roept hij als we bijna allemaal zitten.

Onzekerheid alom. Een enkele leerling steekt een vinger op, een andere zoekt een boek. Dan roept er één door de klas:
- "Maar meneer, we hadden vandaag toch een proefwerk?"
- "Is dat zo?", riposteert hij, niet in het minst uit het veld geslagen.
- "Pak dan je proefwerkblok maar".
Achter mij moppert een klasgenoot tegen de verklikker: "Hou toch je mond man".
Maar die zucht: "Anders moet ik het volgende week weer leren".
Meer tijd is er niet, omdat de eerste vraag al door de klas schalt:
-"Hoe heette de gezant van de keizer Wilhelm de tweede, die de eerste wereldoorlog aankondigde?"
-"Schrijf alleen het antwoord op".
Ik weet het antwoord: Benedetti.
"Werd thuis altijd Detti met de benen genoemd, omdat hij zo hard kon rennen", was in de les het bijbehorende grapje met ezelsbrug-eigenschappen geweest.

Als hij na 20 vragen kort pauzeert, vraagt een Joke de Jong, die nooit één van de snelste is,
- "Meneer, wat was vraag 12?"
Enigszins verstoord kijkt hij op.
-"Dacht je dat ik dat nog weet, sloom wicht", slist hij, onder hilarisch gelach.
Dan volgt vraag 21.

Als er 30 vragen zijn geweest, mag ik de proefwerken innemen en naar hem toe brengen. Zelf steekt Middelink een nieuwe sigaar op. Dan legt hij vier proefwerken naast elkaar op z'n bureau. Het antwoord dat het meeste voor komt stelt hij vast als het goede. Twee fouten een punt.
"Je kunt zelf je cijfer uitrekenen".
Een voor één mogen we ons cijfer zeggen dat hij in de agenda noteert. Niemand komt op het idee een ander cijfer te noemen dan hij daadwerkelijk heeft verdient.

Dan zoeken we de gang op, een ervaring rijker.
Wie zegt daar dat het onderwijs slechter is geworden?

maandag 13 juni 2011

Belijdenis

Een kennis is naar een 'geloofsbelijdenis' geweest. Dat is het moment waarop- en de kerkdienst waarin  iemand zich aan de kerk bindt en overgeeft. Het moment dat het eigen denken definitief wordt ingewisseld voor de grillige fratsen Gods.  Het zou allemaal aan mijn aandacht zijn voorbij gegaan, als de betreffende kennis mij niet verbijsterd had geconfronteerd met iets dat ze zich nog herinnerde.
- "We moesten zingen: Leer mij volgen zonder vragen!".
- "Verder weet ik het niet".

Tot mijn eigen verbijstering welt in mijn bewustzijn zonder enige moeite de rest naar boven:
Leer mij volgen zonder vragen
Alles wat gij doet is goed.
Leer mij slechts het heden dragen,
met een rustig kalm gemoed

Schijnen mij uw wegen duister:
Heer ik vraag u niet waarom.
Eenmaal zie ik al uw luister,
als ik in uw hemel kom

de tekst tekent de volledige overgave en het inleveren van de eigen wil.

De herinnering levert een hoop ambivalente gevoelens op. Ik voel me een beetje trots dat ik me deze tekst herinner. Ik wist niet dat ik het nog wist. Douwe Draaisma zou trots op me zijn!
Ik probeer objectief naar de tekst te kijken. Het taalgebruik heeft wel iets. "Schijnen mij uw wegen duister", dat ga ik binenkort eens toepassen op een collega.
Is het inhoudelijk allemaal zo vreselijk verschillend van het 'Wu Wei' van de Tao, of van het 'Amor Fati' van Nietsche? Ik weet het niet. Tao en Nietsche roepen op om "je lot te leven".  De gelovigen leggen het buiten zichzelf. Schuiven de verantwoordelijkheid af: God wil het. Lafaards.
Maar het ergste is: er komt misschien na dit leven nog iets, waardoor het nu, niet zo belangrijk is. Mijn walging is in volle omvang terug.

Je levert je vrije wil in als je belijdenis doet.

maandag 6 juni 2011

Albert's probeersels

Het schrijven van stukjes gaat vanzelf. Een stukje kost ongeveer 10 minuten. Tenminste het schrijven van de stukjes. Soms vragen mensen: "Hoe kom je er op"? Maar die vraag kan ik niet beantwoorden. Ik weet alleen dat de vraag: "Hoe kom je er op",  een antwoord heeft, ergens in een boek dat ik ergens heb gelezen. Bij Guus Kuijer meen ik in "Hoe wordt ik gelukkig?"  Maar het kan ook zijn in een boek van Mathieu Weggeman. "Waarom zouden we dood gaan?" of "Leiding geven aan Professionals, niet doen!" Twee boeken die trouwens niets met elkaar te maken hebben, sterker nog, die in twee verschillende werelden tot stand zijn gekomen volgens Weggeman zelf. Ik zou dat eigenlijk na moeten zoeken, maar daar heb ik geen tijd voor, wat een rationalisatie is voor "daar heb ik geen zin in".

Al typend moet ik daarbij denken aan het feit dat Weggeman "waarom zouden we doodgaan",  schreef in de vrije uurtjes tussen zijn lezingen over leiding geven aan professionals. Wat hij dus af raadde (of ried). Meestal dacht hij over (niet) dood gaan na op vliegvelden, een plaats waar ook Alain de Botton een boek schreef, wat ik trouwens niet heb gelezen omdat het me niks leek, maar dat ik, nu ik wat meer van hem heb gelezen,  misschien toch eens moet aanschaffen.

Als je al dit soort gedachten aaneen rijgt zonder ze op te schrijven, vergeet je ze weer, al kun je ze weer oproepen door na te denken over volgende stukjes, of over redenen om met stukjes schrijven te stoppen.
Veel van al dat denkwerk gebeurt trouwens zonder dat je er zelf bij bent. In je onderbewuste, een geruststellende gedachte, die je in Ab Dijksterhuis' (let op het kommaatje) "Het slimme onbewuste" terug kunt vinden. Net als allerlei leuke onderzoekjes, waarmee je op verjaardagen indruk kunt maken. Hangt trouwens wel erg af van het soort verjaardagen waar je pleegt te komen (of wordt uitgenodigd).

Al dit soort activeren van je geheugen, leidt je onontkoombaar naar Douwe Draaisma, mijn studie- en jaargenoot, die mij ongetwijfeld niet meer kent, en wiens werk ik met plezier regelmatig lees, hoewel ik aan zijn vak, de geschiedenis van de psychologie, tijdens mijn studie een grondige hekel had. Waarschijnlijk een pijnlijk bewijs van mijn toenmalige onvolwassenheid, al is dit stukje daar misschien net zo goed een bewijs van.
Gek wordt je van al dat proberen. Net als Michel de Montaigne, die zijn gedachten presenteerde onder de titel 'essays', wat Frans is voor 'probeersels'. En daarom heeft hij een warm plekje in mijn hart veroverd.

Uiteindelijk kost het verbeteren van de typfouten nog de meeste tijd.
En dat lukt nooit helemaal.

vrijdag 3 juni 2011

Bejaardenstress

Hemelvaartsdag. Voor mij als zelfbenoemde heiden, een dag om te omarmen met mixed feelings. Iedere vrije dag is welkom, wat de reden ook is. Maar erg principieel klinkt dat niet. Ik zou toch eigenlijk op de barricaden moeten klimmen om het bestaan van God te bestrijden, en hemelvaartsdag af te schaffen als logische 'collateral damage'.  Toch één van de mooiste begrippen die er bestaat. Onontkoombare nevenschade?
Of is dat op de barricaden klimmen een overblijfsel van mijn zendingsgenen? Brrrr. Dan maar geen godsbestrijding met als bijkomend voordeel een vrije dag. Ik ga dus fietsen. Tussen Dalfsen en Ommen is een nieuw fietspad. Mooi weer om dat eens te verkennen.

Aangekomen in Ommen bij 'Jip' hoor ik enkele bejaarden aan een neventafel klagen over de drukte. Ik denk er het mijne van en laat het zo. De rosé smaakt prima. Langs dezelfde weg terug. Niet erg mijn ding, maar langs een nieuw pad, wil ik wel van mijn principes afwijken. Het was toch een 'non-principiële dag'.
Aangekomen op het terras bij de Klomp in Vilsteren laat ik mij opnieuw de rosé smaken.
Op het parkeerterrein hoor ik een groepje bejaarden klagen over de drukte. "Een keer is toeval, twee keer is opvallend, drie keer een patroon". Ik wil nog enkele bij mij borrelende gedachten over de bejaarden uitstorten, maar weet mij in te houden. Bejaarden moet je niet tarten, daar komen er steeds meer van. Sterker nog, ik kom er aan!
Door de prachtige dreven langs Mooi-rivier eindigen we op een laatste terras. Naast ons twee grijze duizen. Het duurt maar even, dan klaagt zij:
- "Wat is het druk vandaag".
Hij bromt.

Het mooie weer, de lekkere Rose, het fraaie uitzicht, niets schijnt hen te kunnen raken. Het is druk vandaag.
Wij bejaarden zijn gewend op onze electrische fietsen helemaal alleen zonder anderen het landschap te bezitten. Anders zeuren wij jullie wel van het terras af. Want zeuren is ons sterke punt. Oplossingen bedenken niet, zoals thuis blijven bijvoorbeeld.

"Was dan thuis gebleven", zeg ik ... bijna.
Maar ik doe het niet.

zaterdag 14 mei 2011

Top 14

Ik heb er nu ruim 200 op zitten. En plotseling ben ik eigenlijk klaar. De twijfel slaat toe. Als ik de verhalen langs kijk ben ik zelden tevreden. Wil ik ze allemaal veranderen. Aan de ene kant klopt het, gaat het over de goede dingen. Aan de andere kant is het plat, afgetrapt en armoeiïg.

Als ik twijfel ga ik zoeken. "Bijna alle middelmatige literatuur houdt zich bezig met het uitzonderlijke. Want de eenvoudige belevenissen die elke dag gebeuren zijn het moeilijkst weer te geven. Alleen grote schrijvers kunnen dit. De kleineren zijn op de grote gebeurtenissen aangewezen". Godfried Bomans

Anecdote aan anecdote rijgen. Tot je in de gaten krijgt dat er één patroon in zit. Of beter één gezamenlijke persoon. Een sneeuwbal, zoals Bergson het zegt. Je bent geen dag dezelfde. Neemt steeds de vorige dag mee. De vorige ervaring, ook al denk je achteruit. Hoe ben je geworden wat je bent. Autobiografisch perspectief. Willem Wilminks trein langs de achterkant. De toekomst ligt achter je.

Dat helpt.
Ik besluit een top 14 te maken. Van verhalen die ik zelf geslaagd vind. Een tussenstop.
Mc Drive
Vissen
Maaltijd met hond
Varkensvoer
Dood Gaan
Onderzoek
Dood zijn
Ont-moet-ing
Met de trein naar oom Geert
Onrechtvaardig
Beeldvorming
Roll over Beethoven
Kansarme kunstenaar
Dood

dinsdag 10 mei 2011

Kunstroute (2)

Ooit zag ik een tentoonstelling van de Finse schilder Axel Gallen Kallela in het Groninger museum. Ik kende hem niet, en hij zou wellicht uit mijn herinnering zijn gewist als er tijdens de tentoonstelling niet een prachtige film over zijn leven had gedraaid. Onderdeel van de film was het verhaal dat hij de verbeelder is van het Finse Epos Kalevala. Door het schilderen van taferelen uit dit heldendicht is hij de Finse schilder des Vaderlands, de Finse Vermeer?

Helpt het als je een kunstenaar ként, bij het beoordelen van zijn of haar werk? Marcel Proust is van mening dat je de kunstenaar moet kennen ààn z'n werk. Proust zelf wilde niet graag dat zijn bijzondere levensstijl de mensen zouden afleiden van zijn werk. Al is kennis van die levenstijl wel handig als je Proust leest (wat op zich al geen sinecure is).  Ik ben meestal erg geïnteresseerd in de biografie en het verhaal van de maker van wat ik zie.

Kennen en kennen is natuurlijk twee. Op de kunstroute kom je de kunstenaars tegen. Kun je ze spreken. Leuk. Inspirerend. Het verhaal fungeert als de film die ik mis.
Maar ik zie sommige ook zitten en dingen doen, die mij afleiden van hun werk. Ik zie hun onhebbelijkheden of hun niet bij het werk passende uitstraling. Mijn beleefde emotie komt niet overeen met de sjofele, arrogante of onaangename figuur die ik tref. Voor mij verdwijnt de Kunst uit de kunst.

Het kennen van de levensloop of opvattingen van de kunstenaar is handig en belangrijk bij het kijken naar en beleven van het werk. Of ik de kunstenaar bij z'n werk wil zièn, is nog weer wat anders. Nog erger is het  om de schepper in z'n tuin te zien zitten, terwijl hij de bezoekers vorst. Als ik het object van studie word.

De kunstroute brengt je bij de mensen thuis. Ik heb prachtig werk gezien. Tijdens de kunstroute mag de kunstenaar wat mij betreft buiten beeld blijven.

zaterdag 7 mei 2011

Kunstroute (1)

Dalfsen kent een kunstroute. Diverse plaatsen waar professionele en minder ambitieuze of pretentieuze 'kunstenaars' hun waar tonen, en ook aan de man brengen. In de vorm van beelden, schilderijen, sieraden of, alomtegenwoordig, in prentbriefkaarten.

Ik kan het niet laten steeds weer een rondje langs de durfals te maken, al zijn mijn verwachtingen diffuus. Want wat tref ik aan? Dalfsen kent 27313 inwoners. Ik kan vele en diverse kunstenaars bezoeken, laten we zeggen ongeveer 54,6. Zoiets. Verdeeld over 35 zgn. 'kunstpunten'! Dat betekent dat 0,2 % van alle Dalfsenaren zichzelf kunstenaar noemt. Dat wil zeggen: beeldend kunstenaar. En daar openlijk voor uit komt. Of mee kokketeert. Dan reken ik de mensen die zich niet durven te laten zien dus niet mee. Of de schrijvers en dichters die verstek laten gaan, tenminste daar is er geen één van terug te vinden in de brochure. Als we deze verhouding op Nederland toepassen, kent Nederland 16.678.515* 0,2% = 33.357 beeldend kunstenaars. Tel uit je winst. Wie koopt al die kunstwerken?

Wat de deelnemers maken stemt niet altijd vrolijk. Sommige mensen maken ronduit rotzooi. De meeste daarvan doen dat trouwens met verve en overgave. En willen mij graag van hun passie deelgenoot maken. Ik leer. Wie ben ik om het rotzooi te vinden? Immers: wat is nou kunst? Als iemand iets maakt, wat iemand anders niet kan maken? Of : als het er mooi verzorgd uit ziet? Als het technisch knap is? Als het origineel is? Duizenden boeken zijn tevergeefs daar over vol geschreven, over de kunstvraag.
 
En toch! Ook tijdens de kunstroute in Dalfsen is het er. Zomaar in een hoekje. Terwijl honderden mensen op een terras een ijsje eten, is er vlak naast Kunst te vinden. De meeste mensen merken het niet. Drinken een pils. Likken aan hun aardbeiensorbet.
 
Drie mensen hebben elkaar gevonden. Twee ervan hebben een 'BDE' gehad, een 'bijna dood ervaring'. Gedrieën hebben ze een vorm gevonden om die ervaring te delen met anderen. In de ruimte met hun werken is naast hun producten een voorpremiere te zien van de film 'Eindeloos bewustzijn', naar het boek van Pim van Lommel.
In de film een aangrijpend verhaal van een meisje dat op 16 jarige leeftijd een BDE had, en al 20 jaar bezig is deze een plaats en vorm te geven. Tegen de stroom van haar familie in.
Om mij heen twee dames, die hetzelfde doen, de één misschien handiger en technisch kundiger dan de ander, maar beide volkomen authentiek.  
De vorm van één van beide spreekt mij mateloos aan: cross-mediaal. Geïntegreerd als een schilderij met muziek en video.
 
De voorpremiere, de crossmediale werkvorm en de gematerialiseerde emoties van betrokkenen, doen de tranen over mijn wangen stromen. Ik weet het weer: Dit is kunst! Je hoeft geen BDE te hebben gehad om kunst te maken. Als de emotie in het werk te vinden is. Als de persoon in de verf of de video of de muziek zit. Als ik de woorden niet kan vinden om het te beschrijven. Dan zwijg ik.
 
Geef ik graag de Kunst de ruimte.

zaterdag 30 april 2011

Kaal

Tijdens mijn studie psychologie was één van de verplichte vakken 'Genetica'. Erfelijkheidsleer.  Eens per week werden wij daarin onderwezen door Professor Anders, een Zwitser met een onvoorstelbaar didactisch talent. Zijn dageljks werk bestond uit het doen van hoogwaardig onderzoek naar de invulling van de erfeljike eigenschappen op de genen. Vanuit zijn, in onze ogen, onmetelijke wijsheid daalde hij af naar de Boteringestraat, om ons de wetten van Mendel uit te leggen. Die veel te moeilijk waren voor de meeste psychologiestudenten.

Gelukkig had ik destijds een vriendinnetje dat biologie studeerde. Ze deed proefjes met fruitvliegjes. De 'Drosophila melanogaster', zoals zij niet naliet mij dagelijks te vertellen. Haar studie bestond uit het tellen van dergeljke vliegjes en het vaststellen van de erfelijke kenmerken. Met name oogkleur.
Ik weet er niet veel meer van:  XX en XY chromozomen bij mannen en vrouwen,  dominant en recessief, kruislingse overerving. Het zijn termen die zijn blijven hangen, zonder veel betekenis. Rood haar en kleurenblindheid, daar waren bijzondere dingen mee. Al mijn genetica-herinneringen in drie blogregels. Nooit doe je iets met dergelijk kennis, opgeslagen op de hooizolder van het weten.

Tot vandaag. Omdat ik naar de kapper moest (het groeit ook in werktijd), was ik veroordeeld tot een praatje met de kapster. Een ware uitdaging voor mij, iedere keer weer. Je kunt weliswaar vragen naar een bepaalde kapster bij het maken van de afspraak, maar ik ben elke volgende keer vergeten door wie ik ben geknipt. En ook of die beviel trouwens. Ik herken de kapsters ook niet bij terugkeer. Of op straat. Meerdere malen heb ik al als gespreksopening gevraagd:
- "Ben je nieuw hier?"
Maar steeds blijkt dat de betreffende kapster er al jaren werkt. Een pijnlijk element in het vaststellen van mijn sociale vaardigheden in terloopse contacten.

Ook dit keer heb ik een onbekend gezicht achter me. Al snel weet ik dat ze getrouwd is, 28 jaar (net als haar man) en dat ze van Marco Borsato houdt. Zonder één vraag te stellen.
Ergens tijdens het gesprek krijgen we het over haar. Mijn haar wel te verstaan. Zij constateert dat ik nog niet kaal word. Ik vertel dat mijn vader al op zijn 23-ste kaal was. Dat ik heb gehoord deze week, dat dat niets te maken heeft met mijn wel- of niet kaal zijn, omdat kaalheid niet in de mannelijke lijn over erft. Als je je kans op kaalheid wilt inschatten, moet je kijken naar opa van moeders kant. Zij blijkt dat ook te weten, of eens eerder te hebben gehoord! We hebben een band!

We vullen de rest van de tijd met het bedenken van een gesprek zoals zij dat de komende weken met kale mannen kan hebben.
Klant: Mijn vader was al vroeg kaal.
Kapster: Dat doet er niets toe.
Klant: Hoezo niet?
Kapster: Kaalheid komt via uw moeder.
Klant: Die was helemaal niet kaal!

Ook bedenken we een onderzoek. Ze kan de vrouwenoverervingshypothese testen, en turven. Ze kan publiceren in het tijdschrift voor kapsters. Al blijkt dat tijdschrift niet te gaan over dit soort kwesties, volgens haar (de kapster) tenminste.

Ik heb niet verteld, dat kaalheid dezelfde lijn volgt als homosexualiteit. Misschien wel op hetzelfde gen. Professor Anders zou dat weten. Maar die is er niet meer.

Ik ben keurig geknipt. Bij het weggaan zie ik op mijn vaste klantenkaart dat het 17 weken geleden is dat ik voor het laatst was geweest. Hoe vast kan een klant zijn. Haar naam weet ik niet. Volgende keer zal ze weer als nieuw zijn.

dinsdag 26 april 2011

Staphorst

Ik kom bijna iedere dag langs Staphorst. En als ik tussen 16.00 en 18.00 uur huiswaarts keer, moet ik zelfs dóór Staphorst, omdat mijn gemeentebestuur om ondoorgrondelijke redenen de voor mij kortste weg naar huis heeft afgesloten. De CDA en Christenunie stemmende boeren hebben tijdens het melken last van sluipverkeer. In hun stal. Ik moet dus een omweg maken, die dwars door Staphorst leidt.

Staphorst ademt godsdienstonderdrukking, erger dan een islamitisch hoofddoekje. Mijn gedachten zitten me in de weg en ik kan niet onbevooroordeeld door Staphorst rijden. Ik krijg een onbedwingbare aandrang om luidkeels te vloeken, ook al doe ik dat normaal nooit! 
Zodra ik de afslag neem, word ik opgehouden door een struise blondine, die in klederdracht een stevige damesfiets voort jaagt. Het is jammer dat ze niet aan sport mogen doen in Staphorst, want de gehanteerde versnelling doet vermoeden dat Marianne Vos (van vergelijkbaar Zeeuws bijbelhout gesneden) stevige concurrentie zou kunnen verwachten.

Als ik het dorp in rijd, kom ik kinderen tegen met rokken tot over de knieën. Ik heb meteen met ze te doen. De rokken zijn vast hinderlijk bij het spelen.
"Doe toch lekker een lange broek aan", wil ik uit het raam roepen, maar ik doe het niet.

Als ik een vader met 3 kinderen laat oversteken, kan ik de neiging om "God bestaat niet, wisten jullie dat?", te roepen, maar net onderdrukken, en als ik een meisje tegen kom met een kort rokje en een legging, denk ik meteen: "Mag dat van God?"
De plaatselijke textielhandel adverteert met "50% korting op iedere tweede BH". Het ziet er in Staphorst uit als pure pornografie. Ik vraag me af of de langs fietsende kinderen weten waarvoor een BH wordt gebruikt, en of daarover zomaar iets op een schoolbord langs de weg mag staan.

Nog net kan ik twee in klederdracht gestoken dames ontwijken, die bij het oversteken hun vertrouwen op God in plaats van hun ogen hebben gevestigd. En ze hebben weer gelijk, want ik raak ze niet.
Langs de weg staan violen te koop.
Jan Siebelink knipoogt naar mij.

zaterdag 23 april 2011

Pasen

Het is pasen. Het meest dogmatische Christelijke feest dat er bestaat. Jezus, die is gestorven voor onze zonden. Brrrr.Oorspronkelijk zat het zo (Wikipedia):  Op de Grote Verzoendag moest de hogepriester een ram als brandoffer en twee geitenbokken nemen. De ram was ter heiliging van de priester zelf. De ene bok is bestemd als offer voor God. Op de kop van het andere dier legt de priester zijn handen en belaadt het zo met de zonden van het volk. Daarna wordt de zondebok losgelaten en de woestijn in gestuurd. Onschuldig vermaak. Symbolische ethiek, al was de Joodse parij voor de dieren er waarschijnlijk maar half (of voor eenderde) tevreden mee.  Eén van de Joden heeft dit verhaal ook als geloofsvariant neergeschreven.

Jezus heeft misschien echt bestaan. Tenminste dat zou goed kunnen. Het boek van Paul Verhoeven over Jezus van Nazareth is zowel lezenswaardig als aannemenlijk. Jezus trok door Palestina als prediker. En was een luis in de pels van de Romeinen. Maar de hele rechtzaak tegen Jezus is erg onwaarschijnlijk. Maarten 't Hart heeft onderzoek gedaan naar de Romeinse wetten en overtuigend aangetoond dat de in de Bijbel beschreven rechtsgang wel erg ongeloofwaardig is. Zo deden de Romeinen dat absoluut niet! Ondenkbaar! Ook Professor Kuitert komt in zijn boek over Jezus tot soortgelijke conclusies. En Paul Verhoeven.

Jezus geloofde zelf in God. Jezus is waarschijnlijk wel gekruisigd. En hij was bang, doodsbang. Hij wilde vluchten. Maar werd toch gevangen genomen. Verraden, maar niet met een Judaskus.

Als kind ging ik elke zondag naar de kerk. Meestal twee keer, 's morgens en 's middags. Vaak wilde ik niet, maar met pasen wel. Want de psalmen en gezangen met pasen waren fantastisch!  Mijn vader wist wat we 's middags gingen zingen, want die speelde op het orgel. En ik wou mee!
O hoofd vol bloed en wonden!
Wat een melodie, wat een gedragen gezang. Wat een feest! Ik zong tot ik niet meer kon. Ik hoopte op veel coupletten. Mijn vader zette alle registers open.

Pasen bewijst dat God niet bestaat. Mensen hebben prachtige muziek gemaakt. Als God bestond zou hij dat toegeven. En z'n waardering laten blijken. Mensen huilen bij het lijdensverhaal en de lijdensmuziek. Voor Jezus. Voor Maria, de moeder die haar zoon, geboren uit een verkrachting, nu door geweld weer verliest. Mensen vergeten al zingend de tijd en beleven hun zijn in die muziek.

Jezus geloofde in God. Hij heeft de muziek nooit gehoord Jammer genoeg. Hij zou trots zijn op de mensen.
Ik was de eerste die mijn gebed van DC Lewis kocht en begreep. Ik heb een hekel aan God. Maar de paasmuziek is onovertroffen.

donderdag 7 april 2011

Koekoek

Op ongeveer 2 kilometer van ons huis ligt een stukje weiland. Tussen de bossen van Terwispel en Beetsterzwaag. Mijn vader (heit) mag het gratis gebruiken om hooi van te maken. Iedere baal voer is meegenomen, voor de zes koeien die wij hebben. De kwaliteit van het gras is zo slecht, dat je beter van stro kunt spreken. En de voedingswaarde is klein. De melkproductie waarschijnlijk laag. De inkomsten krap. Maar we hebben zelf bijna geen hooiland. En de eigenaar is blij dat hij iemand heeft die dit wil maaien.

We gaan op de fiets. Mijn broer achterop, ik op mijn doortrapfiets. Het lijkt ver. Mijn vader heeft de zeis aan de stang gebonden. Als we er zijn, begint hij met het slijpen van de zeis. Hij heeft een stok met aan beide kanten een ruwe substantie, waarmee hij ritmisch beide kanten van de zeis bestrijkt. Voor-achter, Voor-achter, Voor-achter. Eindeloos. Achteloos. Nooit gaat het fout. Ik wil dat ook leren, maar het is moeilijk.

Dan begint hij te maaien. Wij mogen in het bos spelen. Samen gaan we een bospad op, hand in hand. Het is spannend. Het is avontuur. Het is warm. Het is de wijde wereld. Het is de boze wereld. Iemand roept plotseling zo hard, dat we stijf staan van de schrik. Nog een keer: Koekoek, Koekoek. Keihard. Zonder waarschuwing.

Struikelend over onze beentjes rennen we terug, naar de veilige beschutting van de ouderlijke macht. Bij de broekspijp, naast de zeis.
- Dat is alleen maar een Koekoek, die doet niets.
We zijn in paniek.
- Wat is dat, een Koekoek?
- Dat is een heel klein vogeltje.
- Hij schreeuwt wel heel hard.
- Toch is hij klein.
- Wij zijn bang.
- Hij is banger voor jullie, dan jullie voor hem.

We zijn niet overtuigd. We blijven uit de buurt van het bos. Als het etenstijd is, en heit de boterhammen uit de fietstas haalt, zitten we samen in het gras.
- Ik zal jullie een eindje brengen.
Maar we gaan niet. Nooit. Een Koekoek, daar hebben wij niets mee.

Als we drie dagen later boven op de hooiwagen zitten, horen we hem weer. Boven de paardenhoeven en het kraken van de houten wielen uit. We duiken in het harde gras. Onder de bindstok. Dan kan de Koekoek ons niet zien.

Iemand die zo hard schreeuwt kan nooit ongevaarlijk zijn.

woensdag 6 april 2011

Raadsel

Ik lees Joke Hermsen. Stil de tijd. Dat is een aardige en intellectuele bezigheid, maar geen onverdeeld genoegen. Sommige stukken zijn zeer de moeite waard, andere lijken bedoeld om te laten zien dat Joke wel degelijk zelf ook filosofe is en moeilijke zinnen kan maken. 

Toch kun je jezelf verliezen in haar proza als het gaat om haar onderwerp: de tijd. Joke blijkt een aanhanger van Henri Bergson, die het begrip 'tijdfilosofie' inhoud gaf. Hij maakte onderscheid tussen kloktijd en duurtijd. Onderscheid tussen voortgang en beleving eigenlijk. Na een moment van passie klinkt dat als:
Hij pakt zijn agenda weer en windt zijn wekker op.
Hij voegt zich in de orde van de tijd

Joke citeert allerlei schrijvers en geleerden bij het uitleggen van dit onderscheid. Ze legt uit dat ook schrijven een los komen van de tijd is, net als muziek. Duurtijd is je innerlijke drang naar vrijheid. Zoeken naar de ruimte voor creativiteit. Ze veronderstelt dat de duurtijd eigenlijk het ware zelf is. Dat waar kunstenaars naar op zoek zijn.

"De kunstenaar wordt vroeg of laat het woud ingestuurd en krijgt van niemand anders dan zichzelf de opdracht met zijn bijltje een weg te banen naar de plek waar hij zichzelf tegen zal komen".

Joke leert mij over de Etrusken en de belangrijkste symbolen uit de Etruskische cultuur: De dubbelstaartige zeemeermin en het labyrinth.  Zeemeerminnen heten blijkbaar ook wel Undine of Ondine of Melusine.
Ze vertegenwoordigen volgens de Etrusken ook datgene dat de mens ontbeert: losbandigheid, mysterie, verbondenheid met de oergrond van het bestaan. Ik ben altijd al gek op zeemeerminnen geweest.

En nu komt Joke in Zwolle. Ik ga er naar toe, met een vriendin. Ik voel me als Simpson tussen de Filistijnen. Ik kan me voorstellen dat Simson plezier had in het bedenken van een raadsel.
"Spijze ging uit van de eter en zoetigheid van de sterke"

Ik laat me inspireren. Mijn facebook heeft nu een raadsel. Ik ben benieuwd!

Het is zover,
ik ga de tijd verkennen.
De Undine in mij.
Fenneke met mij.

woensdag 30 maart 2011

Vissen

Ik heb vroeger gevist. Samen met mijn broer. In de vakantie. We verveelden ons.
- "Ga toch vissen", zei mijn moeder dan, en dan gingen we. Verderop in de weg was een bruggetje. Net voorbij dat bruggetje kon je langs het talud naar beneden lopen en aan de vaart gaan zitten. Er zat verder nooit iemand. Het was een saaie plaats. Op een saaie dag. Maar het regende niet. Want als het regende gingen we niet.

Vissen was armoe. Geen vakantie. Verveling. Een tak uit een wilg, een stuk touw, een kromme spijker. Zo ving je nooit wat. Later werd dat beter. Hoewel we arm waren thuis, kregen we gemakkelijk een nieuwe hengel. Eerst van een wilgenstok, later een echte bamboe. En een vissnoer met een dobber. Als we die zelf gingen halen tenminste, bij de klompenmaker in Terwispel.
-"Dan heb je wat te doen", zei mijn moeder. En zo was het.

Vissen doe je met maden. Ergens op of rond de boerderij was altijd wel een dooie vogel. Als je die onder een omgekeerde teil legt (achter in de schuur), dan zitten er al snel maden in. Die kun je in een potje doen. Dat vist gemakkelijker dan brood, dat je met water aan elkaar moet zien te rollen in een korrel, en aan je haakje moet pielen. Het valt al uit elkaar als je je hengeltje uit werpt. Maar je hebt niets in de gaten, want je moet niet meteen weer ophalen. En zo zit je aan het water doelloos te staren naar je dobber zonder aas aan het haakje.

We vingen stekelbaarjes, hele kleine. Heel soms een 'witvis'. Ik weet nog niet hoe die in werkeljkheid heetten. Alle gevangen vissen gingen mee naar huis. In een emmer. Met een bot mes zaagden we de kop er af en haalden we de ingewanden er uit. Achter op de gierkolk.
- "Zo leer je wat over vissen", zei mijn vader. En hij had gelijk.

Mijn moeder maakte ze klaar. Met vooral veel liefde. Heel soms was het niet alleen maar knapperig, maar zat er ook nog ergens een heel klein stukje vlees tussen de graten en de stekels.
-"Want de stekels kun je ook eten", zeiden mijn ouders. En dat deden we. Dat was dan rijkdom. Vis eten. Tijdens de vakantie.

Ik heb nu een collega, die vist. Hij vist met vliegen. Of vanuit een vliegtuig. Want hij heeft het over vliegvissen. Hij noemt het "de ultieme zenbeleving". Ik gun het hem. Ik heb met hem te doen. Ik kan inmiddels op vakantie.

woensdag 16 maart 2011

Meester Stikel

Ik ga naar school. We hebben geschiedenis. De meester kan prachtig vertellen. Met de aanwijsstok staat hij achter in de klas. Dan rent hij, tussen de rijen door, schreeuwend naar het bord. Met de punt doorboort hij de denkbeeldige poort van Den Briel. Zo deden wij dat in de tachtigjarige oorlog.

Ik moet naar school. Ik ben bang. Gisteren heeft meester Klaas Meindertsma geslagen en geschopt. Klaas had 'paard' met een t geschreven. Goed voor 'een draai om de oren'. Nou ja, meer een klap tegen z'n hoofd. En toen de meester heel boos aan Klaas vroeg om 'paard' eens langer te maken, zei Klaas 'paarten'. En toen kreeg hij een schop. Klaas vluchtte onder de banken door maar de meester bleef schoppen.

Ik ga naar school. We krijgen ons rapport. Ik heb een 10 voor aardrijkskunde. Voor het eerst van m'n leven snap ik dat er een verband is tussen m'n rapportcijfers en m'n werk in de klas. Ik had een 10 voor Noord-Holland en Drenthe en Zeeland.
- "Purmer, Schermer, Wormer, Beemster en Wieringermeerpolder", belangrijke droogleggingen in Noord-Holland. Het is onderdeel van de basiskennis van ieder kind. Zou het moeten zijn.
- "Tarwe, haver, gerst, pootaardappelen, eetaardappelen, suikerbieten, voederbieten, peulvruchten, vlas". Dat verbouwen ze in Zeeland.
- "Bij gemengd bedrijd staat de landbouw in dienst van de veeteelt". Tenminste in Drente.
Ik verdien een 10.

Ik ga naar school. We hebben tekenen. Ik haat tekenen. We moeten natekenen, een hooiwagen met perspectief. Ik kan het niet. Ik ben dom. Ik heb een 3. Ik verdien een 3.

Ik ben naar school geweest. We hebben een nieuwe jongen in de klas. Hij heet Jaap. Hij is heel dom, maar ook heel sterk. Toen de meester hem wilde slaan met de kaartstok, dezelfde als waarmee hij Den Briel heeft ingenomen, heeft Jaap de stok opgevangen en in twee stukken gebroken. En de meester heeft hem niet geschopt.

Het is donderdag. We staan bij de straat te wachten tot de meester komt. Hij is altijd laat op donderdag, want dan gaat hij naar de kapper. Kapper Betzema. Die ook mijn haar doet. Of beter niet doet. Meester heeft donderdags weer verse stekeltjes. 'Stikels', in het Fries. Daarom noemen we de meester ook 'Meester Stikel'. Op donderdag staan we bij de weg. Om de hoek bij de heg. We lokken hem en roepen:"Meester Stikel, meester Stikel!" Als hij er aan komt rennen we gauw weg.  Want hij mag het niet horen. Ik doe ook mee. Net als Klaas en Jaap. Het is hun stille wraak.

zondag 27 februari 2011

Mopperkont

Links in de hoek ontwaar ik enige commotie. Een ouder echtpaar lijkt het aan de stok te hebben met de serveerster. Ik heb een hekel aan dat soort dingen. Roepende mensen in een kroeg brengen een gevoel van basale onveiligheid bij mij teweeg. Steeds opnieuw, alsof ik in een vorig leven een weinig succesvolle kroegbaas ben geweest.

De stennismaker blijkt een bejaarde Belg, die (zo maak ik uit het geschreeuw op) weigert de op zijn bon vermelde BTW te betalen. Het is een voor mij volstrekt nieuwe klacht, in het spectrum van de, veelal onredelijke, klachten, die ik om mij heen ooit heb gehoord.
De jeugdige serveerster blijkt ook niet de optimale argumentatie te gebruiken met haar: 'alle Nederlanders betalen BTW. Want daaruit put de druktemaker een nieuw argument voor zijn verzet. Dan kiest hij toch eieren voor zijn BTW.

Even later is hij terug. Hij heeft z'n wandelstok te zijn vergeten. De serveerster is niet erg behulpzaam, maar kijkt toch op de plaats waar hij z'n koffie heeft genuttigd. De stok blijkt verdwenen, althans niet aanwezig.
Het blijkt olie op het vuur. Nogmaals doorzoekt hij zelf de koffiehoek, onderwijl luid klagend tegen een leeftijdgenoot, die de euvele moed heeft gehad het betreffende tafeltje in beslag te nemen. Maar ook z'n eigen zoekstrategie heeft geen resultaat.

Terwijl ik me aan het tafereel probeer te onttrekken, en mijn reïncarnatie naar de achtergrond dwing, zie ik buiten op het terras een wandelstok aan een tafel hangen. Het lukt me de aandacht van het bejaarde Belgische heethoofd te trekken.
- Buiten hangt een wandelstok aan een tafel meneer
Hij kijkt en zegt niets.
- Is dat hem? , probeert de bejaarde tafelbezetter, als bondgenoot in mijn strijd om hem buiten te zetten.
- Mijn vrouw heeft hem natuurlijk weer mee genomen, die vergeet ook alles, hoor ik hem nog mopperen, terwijl hij het etablissement verlaat.

Op weg de schuld van de vrouw en de wereld die tegen hem is, van nieuwe voeding te voorzien.

zaterdag 26 februari 2011

Ontmoeting

In Alkmaar trof ik op straat de rijdende rechter. Hij kwam me tegemoet, gearmd met een vrouw van z'n eigen leeftijd, die ik voor het gemak maar even inschatte als zijn echtgenote.
Hij viel op door een overmatig stijf loopje. De vrouw praatte onafgebroken tegen hem aan, al leek hij dat niet te merken.

Het ontmoeten van een bekende Nederlander is een merkwaardig gevoel. Ik wilde (hoefde?) helemaal niet naar hem kijken (ik kijk trouwens nooit naar de rijdende rechter), maar mijn blik werd onwillekeurig gegrepen. Alsof er iets afwijkends in het straatbeeld op trad. Alsof er een clown voorbij sprong. Maar ook alsof je een familielid op straat treft, die je daar niet had verwacht. En terwijl je je realiseert dat het en bekende Nederder is, denk je "Niet kijken!" Maar dat slaat nergens op, want naar die clown of dat familielid zou je ook kijken.

Deze week las ik 'dienstreizen van een thuisblijver', van Maarten 't Hart. Voor een bekende Nederlander is iedere keer dat je je op straat begeeft een dienstreis.

Ooit wilde ik wel bekend zijn. Of beroemd. Maar ik wil niet herkend worden.

zaterdag 12 februari 2011

Oogziekte

Vrijdag in de kantine, al is dat een groot woord voor een hok met een koffieapparaat, kwam een collega vertellen dat hij komende week moet worden geopereerd. Hij heeft een oogziekte. Al een tijdje ziet hij een gele vlek en dat is onprettig. De operatie vraagt een volledige narcose, maar aan het eind van de dag mag je wel weer naar huis. Alleen niet zelf rijden.

Ik bestede maar half aandacht aan het verhaal. Het lande wel, maar passeerde als een vrolijke zorg van een aardige collega, een vrolijke zestiger, met een positieve kijk op het leven. En hij kondigde aan donderdag weer te komen werken.

Zaterdagmorgen las ik dat iemand, vlak na het overlijden van Friedrich Nietsche, heeft geprobeerd om de ogen van de verscheidene dicht te drukken. Bij één oog lukte dat niet.
Nietsche leed aan 'Chorioretinitis centralis serosa', een oogaandoening waarbij vochtophoping onder het netvlies optreedt, zodat de blik vertroebeld raakt (Macula of gele vlek!). Tot mijn stomme verbazing wordt deze ziekte ook wel de 'managersziekte' genoemd, omdat hij veel voor zou komen bij mannen en jongens "van wie het uiterste wordt gevergd en die het gevoel hebben dat ze in hun prestaties moeten zien te beantwoorden aan een torenhoog verwachtingspatroon (stresshormonen verstoren de normale bloedcirculatie in het vaatvlies)".

Mijn sociaal constructivistisch denkhoofd probeert al deze informatie te integreren. Dezelfde ziekte als Nietsche. Het is bijna om jaloers op te worden! Hoewel: Ben je dan belangrijker dan als je dezelfde ziekte hebt als mijn schoonmoeder?
Anderszijds is mijn collega niet iemand die ik ooit verdacht zou hebben van een managersziekte, welke dan ook. En zeker niet van eentje waarbij hij zou lijden aan ongekende stress vanuit zijn omgeving. Hoewel hij bijna met pensioen is, zou ik hem eerder als de ultieme ontspanning in het werk kenschetsen, dan als lijdend aan extrinsiek veroorzaakte prestatiedruk. Moet ik nu anders naar hem kijken? Of is het toekennen van deze oorzaak aan de ziekte misschien minder algemeen geldend dan het tijdschriftartikel doet vermoeden?

Hoe leer ik eigenlijk? Het artikel over Nietsche had ik al eerder gelezen, maar toen was er niets van blijven hangen gek genoeg, daarom las ik het nog een keer. Het verhaal van de collega had ik met een half oor gehoord. Pas de combinatie van verhalen rukt beide uit het onderbewustzijn en levert een kennisconstructie en reflectief proces op. Is dat eigenlijk interessant? Niemand kent mijn collega, niemand kent mij. Veel mensen kennen Nietsche, maar zijn niet geïntereseerd in oogziektes. Of in denkprocessen.
Kun je dan toch een intrigerend stukje daar over schrijven? Bevredigend? Zodanig dat het zijn rust neemt in je kenniskamer? Onderdeel van je belezenheid wordt, iets dat trouwens volgens Maarten 'Hart dan weer volstrekt geen waarde heeft?

Het intrigeert mij. Ik leer hoe ik leer.

zondag 6 februari 2011

Dementeren

Ik dementeer. Dat is geen angst of irrationele overmatige bezorgdheid, maar een vaststaand feit. In mijn hoofd. Ik word er elke dag als ik ga werken aan herinnerd. Aan het eind van de dag: Als ik op weg naar huis bij de deur ben is het weer gelukt! Ik ben weer mijn jas vergeten. Een onontkoombare wandeling van tenminste 50 meter ligt in het verschiet. Vanaf de deur is het ongeveer 25 meter naar mijn werkplek. Naast mijn bureau staat een kapstok. Eenmaal daar aangekomen hang ik 's morgens mijn jas op. Op dat moment weet ik het al: als ik vanmiddag naar huis ga, zal ik mijn jas vergeten zijn, en bij de deur zal ik dan weer terug moeten.
Dat zorgt voor een lastige keuze: ik kan nu onmiddellijk terug lopen naar de deur om mijn jas daar op te hangen bij de kapstop die daar staat. Dan hoef ik vanmiddag niet terug, maar maak ik de wandeling nu alvast. En het is nu even ver als vanmiddag.
Maar als ik toegeef aan deze aandrang geef ik ook toe aan het feit dat het me vanmiddag niet zal lukken om vandaag de jas wel mee te nemen. Omdat mijn lijfspreuk is "The harmless effects of excessive optimism", hang ik dus de jas op in de hoop dat ik die vanmiddag niet zal vergeten. Maar dat gebeurt wel. Nog nooit heb ik aan mij jas gedacht, voordat ik bij de deur ben. En daarom weet ik het zeker. Net als mijn oma en mijn vader zal ook ik weg glijden in onwetendheid. Een enigszins angstaanjagende en tegelijkertijd geruststelllende gedachte.

donderdag 27 januari 2011

Rijke leeromgeving

Als ik thuis kom staat mijn vader al te wachten.
- Er moet een koe kalven en ik moet melken, kun jij de veearts helpen?
- De veearts?
- Ja, het wordt een keizersnee.
Ik heb nog nooit een keizersnee gezien. In mijn overal, loop ik naar de veearts, die de koe al aan het scheren is.
- De verdoving is al ingespoten, zegt de veearts. Verder is hij niet erg spraakzaam. En ik ook niet: Friese boeren onder elkaar.

Het valt mij op dat de koe gewoon blijft staan. Eigenlijk verwacht ik dat hij zo meteen neer zal storten, maar dat gebeurt niet. En de veearts lijkt zich daar over geen zorgen te maken, dus ik vraag het ook maar niet.
Als de veearts het mes tevoorschijn haalt, verwacht ik veel bloed, maar ook dat blijkt een foute inschatting. Laagje voor laagje snijdt de veearts door de koe, tot er twee poten van een kalf zichtbaar worden.
- Pak die maar beet.

Na nog twee sneden graaft de veearts ergens naast mijn handen naar de andere pootjes.
-Voorzichtig tillen.
Ik vind het zwaar, maar zeg niets. Want ik ben al 11 jaar en dus ijzersterk. Toch?
Er komt heel veel water mee. Het gutst in mijn laarzen. Ik haat natte voeten.

We leggen het kalf bij de kop van de moeder, die nog steeds onbeweeglijk stil staat.
Ze begint haar spruit te likken. De veearts begint aan het hechtwerk.
- De nageboorte zal de natuurlijke weg volgen, zegt hij nog.
Ik weet niets van de natuurlijke weg. Jaren later realiseer ik me dat dit een vorm van sexuele voorlichting was, maar op dat moment heb ik niets in de gaten. Misschien dat een gerichte kijkopdracht of wat achtergrondinformatie me zou hebben geholpen.

Drieënveertig jaar later gebruik ik dit voorbeeld in een lezing voor 200 onderwijzers. Als voorbeeld van een rijke leeromgeving. Een sneltekenaar, die is ingehuurd vereeuwigt het tafereel.

Soms duurt het even voor je je jeugd kunt waarderen.

















Illustratie : Suus van den Akker