zondag 20 januari 2013

Boete (Doen)

Wij gingen thuis nooit met vakantie. Mijn vader was boer en moest iedere dag melken. Personeel hadden we niet. Dus bleven we thuis. In zo'n situatie is zes weken zomervakantie best lang. Dus bedachten we van alles. En toen één van mijn vriendjes een racefiets kreeg was het plan snel geboren: We gingen een wielerronde organiseren.

Neefjes en nichtjes werden opgetrommeld en ploegen werden geformeerd. Etappes werden uitgezet en finishlijnen getrokken. En we moesten allemaal een naam, een echte wielernaam en een rugnummer. Maar toen kon het ook beginnen. Ik was Walter Goodefroot. Goodefroot was een gerenommeerd sprinter, en ik was zeker even goed. De eerste etappe was kort en eindigde in een massasprint. Dat was ook de bedoeling. Want wij wisten: de eerste etappe is voor de sprinters. Ik werd tweede.

Een groot probleem was hoe we er voor konden zorgen dat de uitslag werd bepaald door wie de sterkste fietser was, en niet door wie het beste materiaal had. Mijn vriendje met de racefiets was zo sterk in het voordeel dat wij eigenlijk niet mee wilden doen. Of  iedereen zou eigenlijk een dag op zijn racefiets mogen rijden. Maar daar was hij niet voor. Er waren veel meer verschillen. Sommige deelnemers hadden versnellingen, en andere niet. Sommigen hadden fietstassen, andere niet. Uiteindelijk vonden we een compromis: Je moest aan het begin van de etappe zeggen welke versnelling je zou gebruiken en je mocht dan de hele etappe niet schakelen. Iedereen stemde in. Oncontroleerbaar, en gebaseerd op vertrouwen. 

Uiteindelijk won mijn vriendje met de racefiets. Zou hij echt nooit even hebben geschakeld, als hij alleen op kop lag en wind mee had? Of misschien zelfs waar wij bij waren, want konden wij het verschil zien tussen een tandje meer of minder? Wij geloofden er niets van. Maar hij was nooit betrapt, daar ging het om.

Vorige week moest ik met 7 collega's naar Groningen. We gingen in twee auto's. Alleen maar snelweg. We rekenden uit dat als we ons steeds aan de maximumsnelheid hielden, we er om 09.00 uur zouden zijn. Uiteindelijk was ik er bijna 10 minuten eerder dan mijn collega in de andere auto. 
- "Je hebt veel te hard gereden" zeiden de anderen. Ik ontkende stellig. Ik kan me dat niet herinneren, en ik rijd nooit te hard. Maar de collega's in de andere auto, wisten zeker dat zij steeds precies de maximumsnelheid hadden aangehouden. En ik was er veel eerder, dus ik moest wel te hard hebben gereden.

Al snel blijkt dat de collega's bij mij in de auto bereid zijn de Judas uit te hangen. Zij weten en hebben gezien dat ik te hard heb gereden. Ik blijf ontkennen. Maar zij houden vol. Een kennis arriveert. Ik blijk hem te hebben ingehaald.
- "Jij reed hard zeg". Ik zwijg. Wat moet ik zeggen? De hele wereld is tegen mij.

Als ik diep nadenk, weet ik eigenlijk wel dat ik zo nu en dan de meter wel even op 160 heb zien staan. Maar alleen bij het inhalen, en niet omdat ik haast had. Uiteindelijk geef ik maar toe. Oke, misschien heb ik even te hard gereden.  Eén vraag blijft er over: mag de politie mij nu ook een bekeuring sturen?

Lance Armstrong heeft doping gebruikt. In het wielrennen was afgesproken dat niet te doen, maar iedereen deed het, behalve een paar naïevelingen. En als je niet werd betrapt, kwam je ermee weg.  Lance is nooit betrapt. Is Lance z’n bedrog daarmee anders dan dat van mijn vriendje met de racefiets?

Lance moet z'n bronzen medaille van de tijdrit in Sydney inleveren. Weet je wie daar goud en zilver wonnen?  Ekimov en Uhlrich. Twee andere notoire gebruikers. Waarom dan nu één zondebok? De ongelooflijk hypocriete morele verontwaardiging die nu door de wielerwereld golft staat me tegen. Lance was de sterkste. Jammer dat hij doping heeft gebruikt. Maar een bekeuring hoeft hij van mij niet te verwachten.




zaterdag 5 januari 2013

GELUKKIG NIEUWJAAR!

Gelukkig Nieuwjaar! In Friesland bestaat een traditie dat je het nieuwjaarswensen moet ‘afwinnen’. Dat betekent dat je de eerste moet zijn, die ‘Gelukkig Nieuwjaar’ zegt. Als je dat lukt dan is dat krachtiger, dan als je dat niet doet. Ik doe dat nog steeds met mijn ouders, maar we deden het vroeger ook met mijn oma. Die was jarig op 3 januari. Als we daar heen gingen parkeerden we normaal gesproken bij haar voor de deur. Maar op 3 januari zetten we de auto in een andere straat, en slopen we naar haar huis. Dan konden we stiekem via de achterdeur binnenkomen en heel hard ‘Gelukkig Nieuwjaar’ roepen, in het Fries natuurlijk, dan hadden wij het ‘afgewonnen’.

Dit is de eerste column in een nieuw jaar. En dus moet ik u van harte een gelukkig , gezegend en vooral gezond Nieuwjaar wensen. Ik zeg moet, want als ik dat niet doe, is dat natuurlijk verschrikkelijk, niet netjes en onbehoorlijk. En ik meen het ook van harte hoor, die beste wensen. Al heb ik maar een zeer beperkt idee van tegen wie ik het heb.

Mocht u toevallig van criminele huize zijn en dit stukje lezen, wat ik me van criminelen trouwens helemaal niet voor kan stellen, dan wens ik u toe dat u dit jaar snel dood gaat, weinig succes hebt en uw trekken thuis krijgt. Maar als u heel zielig brood steelt, omdat u anders uw kindertjes niet te eten kunt geven, wens ik u wel weer meer inkomen toe, en moet u me die tirade over doodgaan maar weer vergeven.

Wat heeft u gedaan met oudjaar? Spelletjes met de kinderen, of ben je naar een groot feest geweest? Heeft u gevulde eieren gegeten en augurken met ham, of heb je teveel gezopen en een bushokje in elkaar getrimd? Heeft u een sterretje aan gestoken met de kleinkinderen, die om 12 uur nog even uit bed mochten komen, of heb je met je illegale vuurwerk een  vuilnisbak opgeblazen en iemand een pijl in z’n oog geschoten? Had-ie maar beter moeten opletten? Het maakt allemaal niet uit, ik wens u allemaal toch een gelukkig Nieuwjaar.

Ik heb het moeilijk met al die wensen. Eigenlijk vooral omdat de echt gemeende wensen zo niet zo goed tot hun recht komen. Ik heb kleine trucjes bij mijn wensgedrag. Ik wacht tot de ander wat zegt en zeg dan wat anders, bijv. als de ander gelukkig Nieuwjaar zegt, dan zeg ik: "de beste wensen", of "veel gezondheid". Begint de ander met beste wensen, kan ik Gelukkig Nieuwjaar zeggen. Het is niets, maar als je mij kent, toch een kleine indicatie. Soms wil ik dat het nog echter is. Bijv. bij goede kennissen van de schaakclub. Dan zeg ik: Dat je maar veel mag winnen, behalve van mij natuurlijk”. Zoiets, iets wat je echt meent.

Je kunt een hiërarchie maken in nieuwjaarswensen. De beste zijn natuurlijk de persoonlijke wensen, vooral die om 12 uur ’s nachts. De wensen met je geliefden, de wensen die je meent. De wens in de fysieke nabijheid. 
Dan komen de wensen per telefoon, je belt op, midden in de nacht en wenst een vriend of familielid alle goeds dat hij of zij verdient.
Dan komen de nieuwjaarswens per kaart. Die zijn duidelijk hoger dan die per SMS of WhatsApp, want je moet er aanzienlijk meer moeite voor doen. Dan komen de SMS’ en, en andere elektronische wensen en dan de kaartjes die je nog verstuurt nadat je een kaartje van iemand hebt gekregen en denkt: “Shit, die zijn we vergeten”.

En dan komen de rituele nieuwjaarswensen. Dat begint al met de fysieke wensen op straat ’s nachts, voor de buren en vooral aan de mensen die op visite zijn bij de buren en die je niet eens kent. De nieuwjaarswens, die je roept vanaf de fiets tegen een vage kennis, als je hem op straat tegen komt. De wensen waar je niet om heen kunt, de rituele wensen.

Maar de ergste moeten nog komen. Maandag is het weer zover. De wensen aan de collega’s. En nog erger, die waar je collega’s bij gaat zoenen. De wens voor de collega, waarmee je al liever niet samen wérkt, laat staan dat je die wilt zoenen. Ik heb mijn moeder nog nooit gezoend, en dat doen we ook nu nog niet met oud en nieuw of met verjaardagen, of als we de dood ontmoeten, waarom moet ik die collega’s dan wel zoenen? Waarom die collega dat trouwens wel wil, is mij meestal een groot raadsel, maar als je hem of haar in de verte ziet aankomen, weet je het al: dat wordt nattigheid!

Ik heb al diverse strategieën ontwikkeld. Bij voorkeur kom ik heel vroeg. Als ik als eerste ben, moeten de anderen bij mij langs komen, en kan ik doen alsof ik al druk aan het werk ben. Maar ook veel later komen is een optie of thuis werken, één van de mooie verworvenheden van de digitale samenleving.
Als ik niet wil zoenen houd ik mijn arm een beetje stijf, maar als zij echt wil, is er geen houden aan. Soms vind ik het wel prettig om te zoenen, maar ik neem nooit het initiatief. Ik wacht wat zij doet. Met de ‘hijen’ die willen zoenen weet ik als man al helemaal niet wat ik aan moet.

Al met al kan ik maar één echte wens bedenken voor u als lezer: Ik wens u veel welgemeende wensen toe!

dinsdag 1 januari 2013

Zonder al teveel tegenslag door 2013?

Wie durft de crisis het hoofd te bieden?

Epictetus (50-130) beweerde dat de mensen geen last hadden van de omstandigheden, maar van hun eigen gedachten over die omstandigheden. Een gedachtenoefening.

Het leek me een aardig thema voor een nieuwjaarswens,
en een uitdaging voor een ieder die dit leest.