zaterdag 1 september 2012

Knietje vrijen.

Ik ga een column maken voor radio Noordoostpolder. Dat lijkt me het aangewezen moment om eens na te denken over wat ik weet van de Noordoostpolder, of over wat ik heb met de noordoostpolder. Tijdens het nadenken over deze tekst valt me al op dat je het woord noordoostpolder niet straffeloos kunt blijven herhalen. Niet alleen is het te lang en teveel een tongbreker, het intellectuele gehalte van je tekst lijdt er ook meteen onder. Teveel polder. Niet sexy. Niet hip. Niet chil. Niet vet. Niet….., ja, hoe zou dat nu heten eigenlijk? En kun je Noordoostpolder straffeloos afkorten? NOP?

Mijn eerste herinnering aan de NOP is gek genoeg seksueel getint. En dat is verrassend. Mijn associatieve brein is beslist niet ongebreideld seksueel van aard en het woord polder is, ook in mijn gevoelswereld, niet ultrasensueel. Het is evenmin zo dat ik iedere gedachte aan vroeger meteen Freudiaans weet terug te voeren op een orale, genitale, anale of andere fase, ook al heb ik een psychologische vooropleiding.
Ik zie me zelf weer zitten in de keuken van onze boerderij. Het is eind jaren zestig. Ik ben een jaar of twaalf. Er zijn kennissen van mijn ouders op visite. Mijn vader en de mannelijke bezoeker bespreken het plan van de bezoeker om naar de Noordoostpolder te verhuizen. Dat is dus het moment dat ik dat woord voor het eerst hoor: Noordoostpolder. Onze bezoeker wil daar een loonbedrijf beginnen. Er schijnen daar grote boeren en boerderijen te zijn. Met heel veel bouwland en heel veel werk. Daarbij vergeleken, is mijn vader met z’n 12 koeien en 11 hectare weiland een te verwaarlozen bron van inkomsten. Het huidige loonbedrijf van de bezoeker loopt niet zo goed en in de NOP, zal hij zijn als Anton in loonbedrijfluilekkerland. Het geld zal er binnen stromen. De bomen zullen tot in de hemel groeien. Mijn vader knikt.
Ik zit schuin tegenover onze bezoeker. Naast hem, en dus recht tegenover mij, zit zijn dochter, van een jaar of elf. Hoewel ik geen enkele seksuele aanmoediging vanuit mijn opvoeding heb meegekregen, en alle relevante voorlichting beperkt is gebleven tot een boekje dat mijn moeder mij op een onbewaakt moment in de handen drukte, met de woorden:   “Lees dit maar eens even, misschien heb je er iets aan”, ondanks dat, reageert mijn lichaam op haar aanwezigheid. Ze lacht naar mij. Ze heeft een beetje een bol gezicht, en ze bloost een beetje. Ze heeft al borsten. Het symbool van ‘sex’. De jongens op school hebben het er vaak over. Ik houd mij dan altijd op de vlakte. Snap niet zo goed waar ze het over hebben. Weet niets van sex. Maar nu helpt mijn lichaam mee. Ik raak met mijn voet haar been aan onder de tafel. Niemand kan het zien. Ons pluchen tafelkleed hangt minstens 30 centimeter over de rand. De aanwezige mannen gaan op in hun loonbedrijf-luchtkastelen.
En zij? Ze is in ieder geval niet echt verlegen. Zonder gene wrijft zij met haar voet langs mijn been. Ik ben blij dat we geen schoenen dragen. Dat de klompen keurig in de schuur zijn achter gebleven. Ik wrijf een beetje terug. We kijken elkaar niet aan. Zij knelt mijn been tussen de hare, komt met haar voet zo hoog langs mijn been, dat er gevoelens opwellen, die volkomen nieuw voor mij zijn.
Als ze weg zijn wil ik maar één ding: ook naar de Noordoostpolder verhuizen.

Ik heb haar nooit meer terug gezien. Het loonbedrijf dat ze zijn begonnen was binnen een jaar failliet.
-" Ach, hij was altijd al een fantast, en een chaoot", weet mijn vader later te vertellen.

Ik vraag me nu af, hoe groot de Noordoostpolder is. Hoeveel mensen er luisteren naar radio NOP. Ik stel me voor dat de wereld daar zo klein is, dat iedereen meteen weet om wie het gaat.

Ik weet zijn en haar naam niet meer. Maar ‘knietje-vrijen blijft voor mij altijd iets van-, en verbonden aan de Noordoostpolder.

NB. Deze column was te horen op radio Noordoostpolder op zaterdag 1 september in het programma 'On the radio'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten