dinsdag 28 december 2010

Kerstvakantie

Als je zelf even stil staat, komen de indrukken voorbij. Net als de kou en de relieken van de kou. De sneeuw, de handschoenen, het witte licht. De wereld dringt zich op. Niet rennen dus, maar kijken. Je open stellen. Beschikbaar zijn zonder iets te doen. Zomaar. Even en als je het aan kunt.
Ik zie Witteman en Herman Finkers. Finkers met z'n eigen kapel. Finkers van het 'Kraomschudden in Mariaparochie'. Buiten tiert de vrede welig. Liever dan geluk. Daniël Lohues. Finkers, die in de tuin de urn van Willem Wilmink heeft begraven, onder een wat verweerde steen.

Ik lees de eerste veertig pagina's van de Utopie van de vrije markt. Hans Achterhuis bespreekt de ideologie die de Amerijkanen verenigt. Die rare Amerikanen, waarvan we denken dat ze dicht bij ons staan qua cultuur, maar die in hun afkeer van een redelijke ziektekostenverzekering, hun bizarre en strenge rechtsysteem en hun drang tot wapenbezit zo vreselijk ver van ons weg staan. Hoe komt dat toch? Ik leer Ayn Rand kennen, de moeder van deze ideologie.

Dan moet ik even naar Ootmarsum op familiebezoek, het Ootmarsum waar Ton Schulten zijn kunst heeft omgezet in commercie, en daarmee Ayn Rand, de huidige politiek en Willem Wilmink aan elkaar verbindt. En dan is het avond.

Ik had nog nooit van hem gehoord: Antanas Mockus. Ik zit met open mond te kijken als hij z'n bijzondere ideeën uiteen zet tegenover Raoul Heertje. Mockus, voormalig burgemeester van Bogota, man met hele bijzondere oplossingen. Man die echt out of the box kan denken.

Mijn bloed ruist en mijn hart is vol dus loopt mijn mond over van Antanus Mockus.

Ik vraag me af wat een mens aan kan. Hoeveel indrukken. Ik kom weer bij Joke Hermsen terecht en pleit voor een langzame toekomst. Want ik heb minstens twee weken nodig om al deze indrukken te verwerken en te delen. Om het gelukzalige van deze ervaringen in mijn lichaam op te nemen. En ik ben nog lang niet klaar.

donderdag 23 december 2010

Friesepaardenpink

Op het immense podium van de schouwburg staat alleen een vleugel. De koliezen zijn van hout en saai en eenvormig. De zaal van de Spiegel in Zwolle is slechts half vol. In mijn beleving zijn er nog minder mensen dan er plaatsen op de reserveringspagina van het theater waren uitgegeven. De meeste mensen zijn bangschijters. Lijdend onder hun vrees voor gladheid. Ik voel me ontheemd in de te grote lege ruimte.

Als Anna binnen komt ziet ze er breekbaar, verlegen en onwennig uit. Een lange, rood met antracieten avondjurk is passend. Blote schouders. Haar hooggehakte schoenen in bijpassend antraciet. Net zo oud als mijn dochter is ze. Mijn dochter, die ook ooit pianoles had. Maar geen ouders die beiden concertpianist waren.

Dan gaat ze zitten en sluit de omgeving buiten. Als ze begint te spelen blijft het ontheemde gevoel nog heel even bestaan. Dan komt de piano steeds dichter bij en vergeet ik waar ik ben. In volle concentratie speelt ze alsof haar leven ervan af hangt. Soms onderbreekt ze haar recital om welwillend een applaus in ontvangst te nemen. Maar ze laat het nooit lang duren. Het liefst gaat ze zo snel mogelijk terug naar de veilige pianokruk.

Als ik naar haar handen kijk blijkt ze een razend tempo aan te houden. Maar het mooiste is haar pink, die veel weg heeft van een Fries paard. Steeds als hij even niet aan de beurt is springt hij spontaan in een vierkante ruststand, waarbij het middelste kootje de andere beide stukjes lijkt mee te trekken. Even later neemt het kleinood weer ongegeneerd deel aan het virtuoze vingerballet.

Eén toegift en dan is ze weg. Als ik m'n jas op haal staat ze al in de garderobe CD's te verkopen in een zwart buitenjack met bontkraag. Het podium moet koud zijn geweest.

Anna Feodorova. Onnavolgbaar. En vanaf nu het meisje met de Friesepaardenpink.

woensdag 15 december 2010

Montaigne aan het werk

De filosoof Michel de Montaigne leefde van 1533 tot 1592. Ik hoorde voor het eerst van hem toen ik deze zomer een licht leeswerkje had meegenomen op vakantie, als troost in een periode waarin ik me, werkgerelateerd, verre van optimaal voelde. Montaigne verscheen in "De troost van de filosofie", het genoemde lichte boekwerk van Alain de Botton, dat troost belooft voor impopulariteit, geldzorgen, frustratie, onmacht, liefdesverdriet, en andere niet bij name genoemde algemene moeilijkheden. Aangezien de mijne alleen in deze voorgaande opsomming al rijkelijk vertegenwoordigd waren, leek aanschaf ervan me, ondanks het tweede probleem, niet onverantwoord.

Montaigne is een wijs man, die je aan het denken zet. Zo gaat hij enorm te keer tegen mensen die schrijven over boeken van anderen. Ik ben klaar wakker! Toch is zijn eigen belangrijkste werk: 'Essays', een verzameling van zijn commentaren op uitspraken en teksten van anderen! Middenmoterroerselen heeft zo z'n basis in de filosofie gevonden!

Montaigne schrijft over zichzelf en zijn eigen ervaringen en gedachten, omdat in ieder leven interessante ideeën te vinden zijn. "Hoe bescheiden ons levensverhaal ook is, we kunnen er diepere inzichten uit putten dan uit welk oud boek dan ook".
Vanuit dat inzicht vertelt de Montaigne over z'n eigen leven en problemen. Hij is de eerste die schrijft over sexualiteit, z'n kleine penis, het verlies aan decorum tijdens de geslachtsdaad, de behoefte aan rust als hij op de WC zit, het belang van een regelmatige stoelgang.
Cabaretiers en schrijvers anno nu putten er nog steeds uit. Men leze bijv. het 'Dovemansorendieet' van Maarten 't Hart er nog maar eens op na.

Montaigne zegt ook belangwekkende dingen over onderwijs. Hij wenst een school, waar kinderen geen kennis wordt bijgebracht, maar wijsheid. Het examen zou gelardeerd moeten zij met vragen over liefde, sex, ziekte, dood, kinderen, geld en ambitie. De antwoorden zouden moeten getuigen van eigen inzichten en persoonlijke ontwikkeling.

Ik was Montaigne al weer bijna vergeten, toen ik vandaag het filosofiemagazine kocht. Negen pagina's zijn geweid aan de Montaigne! Als God knipoogt moet je wel omhoog kijken!
Morgen is er crisisberaad bij mijn werkgever. Enkele directeuren hebben wijze beslissingen genomen over de toekomst. Andere leidinggevenden praten ze na. Als buikspreekpoppen hun meester. Als filosofen de door hen gelezen boeken.

"Wij zijn het aan ons verplicht om goed te leven, om kalmte en rust te vinden bij de dingen die we doen. Een zinvol leven te leiden, als een meesterwerk waarop we troost kunnen zijn". Na afronding van de school van de Wijsheid, voeg ik er aan toe.

Ik hoop dat morgen blijkt dat de leidinggevenden tijd op die school hebben doorgebracht. Anders zit ik over enkele maanden zonder werk ben ik bang.

vrijdag 10 december 2010

De vader van Jezus

Het gaat goed met mijn godsdienstbetrokkenheid. D.w.z. die neem gestaag en onomkeerbaar af. Het is de enige verklaring voor het feit dat ik niet meteen de straat ben op gerend om de kennis te delen die ik al enkele maanden geleden haalde uit het boek van Paul Verhoeven over Jezus van Nazareth. Want wat blijkt? Jezus had gewoon een vader! Sterker nog: de naam van deze man is zelfs bekend!
Deze informatie is zo verbijsterend, zo wereldschokkend, zo onmeetbaar van belang, dat ik niet kan begrijpen dat dit niet algemeen bekend is. Dat Wikileaks dit is ontgaan! De belangen om dit niet bekend te laten worden moeten zo groot zijn, dat alleen al het opschrijven van deze informatie goed is voor doodsbedreigingen. De kinderen van Jezus uit de Da Vinci Code zijn een stofje in de marge van de geschiedenis, vergeleken bij dit plot! De theologe Jane Schaberg, die als eerste met deze informatie naar buiten trad in 1990 kreeg dan ook onmiddellijk een bombrief thuis gestuurd.

Het zit zo: Onmiddellijk na de dood van Herodes de Grote in 4 voor Christus, braken in Palestina allerlei opstanden uit tegen de Romeinen. Eén van de brandhaarden, aldus Verhoeven, was Sepphoris, zo'n 6 kilometer van Nazareth. De opstand werd neergeslagen door de Romeinen en Sepphoris werd in brand gestoken, de rebellen werden, bij honderden tegelijk, gekruisigd, en de bevolking werd afgevoerd.

Eén van de vrouwen, die tijdens de geweldadigheden werd verkracht, was Maria. Door een Romeinse soldaat met de naam Pantera. Hij behoorde tot een cohort boogschutters, dat vanuit het huidige Duitsland naar Sepphoris werd gestuurd. Hij keerde daar ook terug en werd daar begraven. Zijn graf werd in 1859 gevonden. Jezus was dus eigenlijk ook een Duitser!

Waarschijnljk wisten de mensen in Jezus' tijd van zijn betwiste achtergrond. Ondanks Jozef. In Johannes 8:41 staat te lezen dat de Farizeeën tegen Jezus zeggen:"Wij zijn geen bastaardkinderen!". Dat wijst er op dat er praatjes rond gingen dat Jezus een onecht kind was. Het kan ook heel goed verklaren waarom Jezus en de bijbel veel dames met een 'losse moraal' als heldinnen heeft, zoals Tamar, Rachab, Ruth en Batseba.

Jozef wordt zo een aardige man, die een verkrachte vrouw opvangt. Het nogal ideote verhaal over de maagdelijke bevalling uit de bijbel krijgt zo wel wat reliëf. Het is mooi literair werk van de schrijver om zich zo uit deze benarde situatie te redden. Natuurlijk is een kind uit verkrachting niet de ideale Messias voor een deel van de mensheid, hoewel het mij wel kan bekoren. Ik zou er bijna gelovig van worden.

Er staan nog veel meer onthullingen in Verhoevens boek. En je kunt het verhaal over Jezus' vader ook genuanceerder lezen. Hoe dan ook: voor ex-gereformeerden (of andere denominaties) met een godsdienstbelangstelling is het een niet te missen werk!

maandag 6 december 2010

Vergeetboek

In het weekend werd ik tot twee keer toe geconfronteerd met de dood. De eerste keer was toen ik in een opwelling het boek "Koning van de kist" van Pieter Jouke en Michiel Peereboom kocht van boekenbonnen, die ik nog had van een klant, die zo z'n waardering uitsprak voor mijn werk. Altijd prettig als je die van je baas niet krijgt. Het boek heeft als ondertitel 'een humoristische voorbereiding op het onvermijdelijke', een oproep, die ik goed kan gebruiken en bovendien altijd tot mijn repertoire heeft gehoord. Zwarte humor dicht bij de werkelijkheid. Grappen maken over de dood als hij niet al te dichtbij is. Want zodra dat het geval is, bij jezelf of iemand in de omgeving, vergaat je het lachen al weer snel om de één of andere reden.

De tweede keer was toen ik het laatste hoofdstuk las van het 'Vergeetboek' van Douwe Draaisma. Douwe is nog een jaargenoot van mij. Dat is een volstrekt onbelangrijk en irrelevant detail, maar op de één of andere manier straalt zijn roem daarmee weer op mij af. Ook al is hij mij waarschijnlijk al lang vergeten, aangenomen dat hij mij al ooit heeft gekend of herrinnerd. Want hoe kun je iets vergeten, wat je nooit hebt geweten of gekend?
Douwe schrijft over de periode zomer 1793 en zomer 1794, een periode waarin in Frankrijk 1370 mensen werden geëxecuteerd. Vlak voor de onthoofding mochten zij een afscheidsbrief schrijven aan hun dierbaren, een brief die daarna door de revolutionaire raad gelezen en gescreend op informatie, waarmee weer anderen konden worden onthoofd; en daarna opgeslagen in het gevangenisarchief. De brieven zijn dus nooit bij de dierbaren aangekomen. Het lezen van deze brieven moet een vreemde gewaarwording zijn. Het lezen van de citaten in het boek van Douwe is dat al.

In het hoofdstuk wordt ook een verbinding gemaakt met Marcel Proust, iemand die me onmiddelijk doet denken aan Gerrit Krol. Omdat ik op de middelbare school wel eens gedichten schreef, die mijn leraar Nederlands deden denken aan de Gerrit Krol, de Nederlandse Marcel Proust, vooral omdat het proza van Proust en Krol volgens diezelfde leraar volkomen onbegrijpeljk was, hetgeen weer weinig goeds beloofde voor het oordeel over mijn puberpoezie.
Ik verwar Gerrit Krol overigens steeds met Sybren Polet, die ik trouwens niet ken en waarvan ik nooit iets heb gelezen, maar die blijkbaar in hetzelfde namenlaadje in mijn geheugen zit als Krol. Dat namenlaadje is in mijn herinnering weer een uitvinding van taalpsycholoog Noam Chomsky, maar als je dat nazoekt blijkt daar weer niets van te kloppen.

Proust kwam ik trouwens het weekend ook tegen in het boek van Joke Hermsen, 'Stil de tijd', dat al een tijdje op mijn (niet Sinterklaasgerelateerde) verlanglijstje stond, en dat ik in dezelfde opwelling meenam als het dodenboek, van de andere helft van de boekenbonnen. 'A la recherche du temps perdu, een boek waarin voor het eerste de chronologie van het verhaal wordt verlaten, al kan ik dat natuurlijk niet controleren. Ik snap echter nu wel mijn Nederlandse leraar.

En al mijmerend kom je dan weer terug bij Douwe Draaisma en zijn prachtige boek, geschreven als professor in een vak, de geschiedenis van de psychologie, waar ik destijds een enorme hekel aan had omdat het zo saai was, en dat ik alleen maar heb gehaald doordat op de dag voor het tentamen plotseling alle vragen circuleerden, iets waar volgens mij na afloop nog wel onderzoek naar is gedaan, maar of ik dat tentamen later nog een keer heb moeten over doen, dat weet ik niet meer.

Misschien deed Douwe wel aan hetzelfde tentamen mee. En had hij het wel geleerd.
Ik kan niet in zijn schaduw staan.