zaterdag 22 september 2012

Bronnen van de geschiedenis

Het is 1976. Nog acht weken, dan heb ik eindelijk en definitief vakantie. Nog acht weken naar school, dan zit het er op. We hebben inmiddels de hele geschiedenis van de wereld behandeld, van de steentijd tot het heden, van de jagers tot de kabinetsformaties. Ik kan me niet voorstellen dat er nog iets komt. We zijn klaar! Maar ik heb me vergist. Er blijkt nog een zwaar onderwerp op de lerarenagenda te staan.

- "Hoe weten we eigenlijk zoveel over de geschiedenis?", slist en buldert onze leraar, de in onze school legendarische heer Middelink.
Wij weten het niet. Wij zijn elke week weer vol bewondering over wat hij allemaal weet. Maar we hebben ons nog nooit afgevraagd hoe hij aan zijn kennis komt. Waarschijnlijk geschiedenis gestudeerd, een beeld dat voor ons nog ver weg is, al zijn sommigen naar de studievoorlichting van geschiedenis geweest. Gortdroog,  niemand van ons overweegt een dergelijke carrière.
-"Uit de bronnen van de geschiedenis!", buldert hij.
Het voegt weinig toe aan onze kennis. Wij weten niet wat de bronnen van de geschiedenis zouden kunnen zijn. En we weten niet of het ons interesseert.

In de daarop volgende acht laatste weken van het schooljaar leren we alles over opgravingen, gevonden dode zee-rollen, de dagboeken van Che-Guevara,  fossielen, mondelinge overlevering, onvermoede boeken in het Vaticaan en nog veel meer: We leren over de bronnen van de geschiedenis.

Als ik acht weken later het geschiedenislokaal binnen kom voor mijn mondeling examen geschiedenis, ben ik dat allemaal  vergeten. Nadat ik op geen enkele wijze een lijn heb weten te ontdekken in de vijf oorlogen tussen Engeland en Japan, zelfs het aantal is nieuw voor mij, vraagt Middelink:
-  "Hoe weten we eigenlijk zoveel over Che Guevara? "
Ik weet iets over zijn dagboeken te melden.
- "Kun je nog meer bronnen van de geschiedenis noemen?"
De moed zinkt mij in de schoenen. Juist dit onderdeel van de stof is me volledig ontschoten tijdens de voorbereiding. Ik weet het niet. Uiteindelijk sluip ik het lokaal uit met een 6-. Mijn scriptie over Leonardo da Vinci sleept me er door.

Juist deze week blijkt dat al deze gemiste kennis van levensbelang kan zijn. In Limburg is een fossiel gevonden van een mosasaurus, een zwemmende roofdinosaurus van 13 meter lang. Hij is anderhalf miljoen jaar ouder dan de oudste tot nu toe gevonden Mosasaurus. En hij vult de leemte in kennis van een lange periode. Ik zou hem zelf willen uitgraven en omhelzen. Maar ik heb geen geschiedenis gestudeerd,

Ook deze week werd een snippertje perkament gevonden, waaruit blijkt dat Jezus gewoon getrouwd was. Net als alle joden van zijn leeftijd. Op het papiertje de zin: "Jezus zei tot zijn leerlingen: Mijn vrouw.........."
En dan niks meer. Maar het is wel een echte bron. Papyrus uit de derde of de vierde eeuw. Jezus citeert zijn vrouw. Jezus was dus getrouwd! Met Maria. Maria Magdalena, een prostituee. In de bijbel en in de noordoostpolder zeggen ze ook wel: een hoer! Dat maakt Jezus trouwens alleen maar sympathieker wat mij betreft. Maar er zijn mensen die daar anders over denken.

Uit het onvolprezen boek van Paul Verhoeven over Jezus van Nazareth, weten we inmiddels ook al lang hoe de vader van Jezus heette: Pantherus. Dat is weer ontdekt door de theologe Jane Schaberg, die dat al in 1990 wereldkundig maakte. Pantherus was een Romeinse soldaat uit een gebied dat nu Duitsland heet. Niks maagd. Maria werd tijdens een opstand van Palestina tegen de Romeinen verkracht door een Romeinse soldaat en opgevangen door de goedzak Jozef. Voor mij als voormalig gereformeerde, zelfbenoemde atheïst, bijna een reden om weer godsdienstig te worden. Wat een romantiek! Wat een held! Trouwens, ook Dhr. van de Staay moet van deze, hem onwelgevallige theorie hebben geweten. Want ik neem aan dat hij, net als alle andere mensen, alles leest over zijn idool. Misschien dat juist deze wetenschap hem wel bracht tot zijn bijzondere uitspraken.

Waarom denken sommigen van ons dat Jezus is geboren uit een maagd? De apostel Paulus, de ontembare evangelist voor Jezus in het oude Rome, was een groot diplomaat. Om het christendom een beetje kans te geven in het brede palet van godsdiensten in het oude Rome, was een maagdelijke geboorte een pré. Er waren er wel meer, maar niet heel veel. Ook voor deze wetenschap zijn heel veel bronnen. Het meest toegankelijk geschreven daarover is het boekje van Kees Hendrikse: "God bestaat niet en Jezus is zijn zoon". Mooie verhalen. Lezen, juist als je het er niet me eens denkt te zijn. Het besef dat je het er niet mee eens kunt zijn is al een winst. We mogen in Nederland geloven wat we willen. Tenminste van de heidenen. Voor sommige godsdienstigen ligt dat ingewikkelder. Zo mogen we niet vinden dat Mohammed maar een wredaard was en daar zeker geen film over maken. Dan gaan mensen de straat op om met dat wat ze geloven de wereld kort en klein te slaan. Ook al is er via allerlei bronnen informatie, die duidelijk maakt dat ze ongelijk hebben. Maar, zo leerde ik kort geleden, verwachten dat iemand van mening verandert op basis van hem onwelgevallige feiten, is hetzelfde als verwachten dat als je de staart van een hond beweegt die hond dat zal beleven als kwispelen.

Als ik alles samenvat leveren de bronnen van de geschiedenis deze week het volgende beeld: Jezus was een Duitser was, getrouwd met een dame van lichte zeden. Hij leefde miljoenen jaren na een roofdinosauris, die volgens de bijbelse jaartelling niet kan hebben bestaan. Het lijkt me al met al nieuws dat in de Noordoostpolder en Urk en nog veel meer plaatsen moet zijn ingeslagen als een bom. Maar alleen als je gelooft in bronnen van de geschiedenis. Je kunt de geschiedenis ook zelf bedenken.

NB. Deze column was in sterk verkorte vorm te horen op radio Noordoostpolder op zaterdag 22 september in het programma On the radio.

zaterdag 8 september 2012

Pieperfestival

De Olympische Spelen zijn voorbij. Het scheelde niet veel of het was een ramp geworden. Na het EK voetbal, dat iedereen al lang vergeten is, en na de de Tour de France, die natuurlijk weer niet door Gesink werd gewonnen,  waren de spelen de laatste kans om iets van dit jaar te maken. Maar wat eigenlijk? Wat zouden de spelen van het jaar kunnen maken? En voor wie?

In de eerste week van de Olympische spelen werd er gejudood. Verschillende judoka's 'gingen voor goud', een Amerikaanse vorm van grootspraak, die bij Nederlanders onherroepelijk tot een enorme mentale depressie en zelfblokkade leidt. Roept een Nederlander dat ie gaat winnen, hoef je niet eens te gaan kijken. Dat wordt zeker niks! De Judoka's werden dan ook op de rug gelegd, in de houdgreep genomen of door de scheidsrechters naar huis gestuurd.

Na een week zonder al te veel succes leek de spirit er uit. De medaillekansen van de sporters die nog moesten komen werden laag ingeschat. De mislukte sportzomer, die onze identiteit definitief naar een nulpunt zou loodsen, diende zich aan.

-" Zou het voor de mensen die nog niet geweest zijn misschien beter zijn als er alvast iets was gewonnen? ", vraagt Mart Smeets aan een deelneemster die nog moet komen. Een interessant punt. Ga je beter presteren als anderen in een andere sport het goed doen, zelfs al ken je die personen niet? Bestaat er zoiets als teamgeest zonder team?

Zelf zit ik in een schaakteam. Het woord op zich is al belachelijk. Acht schakers, die tegen acht schakers van een andere club spelen, zijn geen team. Als je een punt haalt, wordt dat bij de andere punten opgeteld, en zo kun je winnen met 5-3 of verliezen met 8-0. Maar het is geen teamsport. Het is bijv. streng verboden om tijdens het spelen over de partijen te overleggen. En toch heb ik gemerkt dat als je speelt met een vriendenclubje, het team beter presteert, dan een achttal even sterke schakers die niets met elkaar hebben. Teamgeest zonder team.

Ik kwam vandaag in Emmeloord, toevallig. Ik werd opgehouden bij afgesloten wegen. Mensen renden van Urk naar Emmeloord.  Ik begreep niet waarom.
-"Vanwege de piepers", deelde een vriendelijke vrijwilliger mij mee.
De wat?
-"De aardappels! Dat hebben wij hier elk jaar!"
Hij leek te verwachten, dat ik meteen begreep waar hij het over had. Ik moest denken aan Freek de Jonge, die in een conference aan een man vraagt : Hoe komt u aan die tulpen? En dat die man zegt: De oorlog!
Ach natuurlijk de oorlog! Dat ik daar niet aan heb gedacht!
Ach natuurlijk, de aardappels, dat ik daar niet aan heb gedacht!

De vrijwiliger keek zo trots, dat ik niets tegen zijn, voor mij bizarre logica, wist in te brengen; maar de omstanders knikten. De aardappels!
Ik weet er nu een beetje van. Van het Pieperfestival.
Ik ben blij dat ook in de Noordoostpolder er iets bestaat dat leidt tot teamgeest zonder team. Naast radio Noordoostpolder is dat de aardappel weet ik nu. Wat de Olympische spelen zijn voor Nederland, is de aardappel voor de Noordoostpolder. Ieder middel is geoorloofd. Als het maar werkt!

Ik heb vanavond een aardappel gegeten. Ik voel me er al een beetje bij horen.

NB. Deze column was te horen op radio Noordoostpolder op zaterdag 8 in het programma On the radio.

zaterdag 1 september 2012

Knietje vrijen.

Ik ga een column maken voor radio Noordoostpolder. Dat lijkt me het aangewezen moment om eens na te denken over wat ik weet van de Noordoostpolder, of over wat ik heb met de noordoostpolder. Tijdens het nadenken over deze tekst valt me al op dat je het woord noordoostpolder niet straffeloos kunt blijven herhalen. Niet alleen is het te lang en teveel een tongbreker, het intellectuele gehalte van je tekst lijdt er ook meteen onder. Teveel polder. Niet sexy. Niet hip. Niet chil. Niet vet. Niet….., ja, hoe zou dat nu heten eigenlijk? En kun je Noordoostpolder straffeloos afkorten? NOP?

Mijn eerste herinnering aan de NOP is gek genoeg seksueel getint. En dat is verrassend. Mijn associatieve brein is beslist niet ongebreideld seksueel van aard en het woord polder is, ook in mijn gevoelswereld, niet ultrasensueel. Het is evenmin zo dat ik iedere gedachte aan vroeger meteen Freudiaans weet terug te voeren op een orale, genitale, anale of andere fase, ook al heb ik een psychologische vooropleiding.
Ik zie me zelf weer zitten in de keuken van onze boerderij. Het is eind jaren zestig. Ik ben een jaar of twaalf. Er zijn kennissen van mijn ouders op visite. Mijn vader en de mannelijke bezoeker bespreken het plan van de bezoeker om naar de Noordoostpolder te verhuizen. Dat is dus het moment dat ik dat woord voor het eerst hoor: Noordoostpolder. Onze bezoeker wil daar een loonbedrijf beginnen. Er schijnen daar grote boeren en boerderijen te zijn. Met heel veel bouwland en heel veel werk. Daarbij vergeleken, is mijn vader met z’n 12 koeien en 11 hectare weiland een te verwaarlozen bron van inkomsten. Het huidige loonbedrijf van de bezoeker loopt niet zo goed en in de NOP, zal hij zijn als Anton in loonbedrijfluilekkerland. Het geld zal er binnen stromen. De bomen zullen tot in de hemel groeien. Mijn vader knikt.
Ik zit schuin tegenover onze bezoeker. Naast hem, en dus recht tegenover mij, zit zijn dochter, van een jaar of elf. Hoewel ik geen enkele seksuele aanmoediging vanuit mijn opvoeding heb meegekregen, en alle relevante voorlichting beperkt is gebleven tot een boekje dat mijn moeder mij op een onbewaakt moment in de handen drukte, met de woorden:   “Lees dit maar eens even, misschien heb je er iets aan”, ondanks dat, reageert mijn lichaam op haar aanwezigheid. Ze lacht naar mij. Ze heeft een beetje een bol gezicht, en ze bloost een beetje. Ze heeft al borsten. Het symbool van ‘sex’. De jongens op school hebben het er vaak over. Ik houd mij dan altijd op de vlakte. Snap niet zo goed waar ze het over hebben. Weet niets van sex. Maar nu helpt mijn lichaam mee. Ik raak met mijn voet haar been aan onder de tafel. Niemand kan het zien. Ons pluchen tafelkleed hangt minstens 30 centimeter over de rand. De aanwezige mannen gaan op in hun loonbedrijf-luchtkastelen.
En zij? Ze is in ieder geval niet echt verlegen. Zonder gene wrijft zij met haar voet langs mijn been. Ik ben blij dat we geen schoenen dragen. Dat de klompen keurig in de schuur zijn achter gebleven. Ik wrijf een beetje terug. We kijken elkaar niet aan. Zij knelt mijn been tussen de hare, komt met haar voet zo hoog langs mijn been, dat er gevoelens opwellen, die volkomen nieuw voor mij zijn.
Als ze weg zijn wil ik maar één ding: ook naar de Noordoostpolder verhuizen.

Ik heb haar nooit meer terug gezien. Het loonbedrijf dat ze zijn begonnen was binnen een jaar failliet.
-" Ach, hij was altijd al een fantast, en een chaoot", weet mijn vader later te vertellen.

Ik vraag me nu af, hoe groot de Noordoostpolder is. Hoeveel mensen er luisteren naar radio NOP. Ik stel me voor dat de wereld daar zo klein is, dat iedereen meteen weet om wie het gaat.

Ik weet zijn en haar naam niet meer. Maar ‘knietje-vrijen blijft voor mij altijd iets van-, en verbonden aan de Noordoostpolder.

NB. Deze column was te horen op radio Noordoostpolder op zaterdag 1 september in het programma 'On the radio'.