zaterdag 27 oktober 2012

Jondeeres

Ergens in de polder zag ik een John Deere. De groene tractor past in het regenachtige en weidse landschap als een fietser worstelend tegen de wind. Omdat het te ver weg is kan ik niet precies zien wat de functie van de tractor op dit moment is, maar hij doet vast iets nuttigs. De grond slepen. Of iets ploegen. De druilerige regen geeft het tafereel de mistige gloed, die past bij de herfst. Ik ben jaloers op de ongeremde vrijheid, die de berijder moet voelen, en die ik ken van toen ik zelf nog een klein jongetje was.

Het is de derde John Deere die ik zie deze week. Thuis bij mijn ouders zag ik mijn neefje spelen met de groene tractor, die vroeger bij mijn oma thuis ons grootste vakantieplezier was. Mijn broer en ik logeerden iedere zomervakantie bij mijn oma. Meestal drie weken lang. Zonder heimwee. En zonder contact met thuis, want wij hadden thuis geen telefoon.
Ik herinner me een keer dat oma net terug was uit Canada. Eén van mijn ooms had in de jaren 50 zijn heil gezocht in Lynden, en was boer geworden in die Hollandes enclave, dicht bij de Amerikaanse grens. Terug van haar eerste bezoek aan haar zoon had ze twee tractors meegebracht voor ons, haar logees. Twee jondeeres. Want zo spraken wij dat uit. En zij sprak ons niet tegen.

De jondeeres hadden twee voorwielen, die dicht bij elkaar zaten. Belachelijk. Zo zagen de tractors in Nederland er niet uit, en wij konden het weten, want oma woonde naast een loonbedrijf.
- "Zien de echte tractors in Amerika er ook zo uit?" vroegen wij.
Dat bleek niet het geval. Nog belachelijker. Dit waren geen echte tractors. Dit was speelgoed. Gemaakt door een grapjas. Maar ze konden wel 'echt' sturen en er konden 'echte' wagens achter. En wij speelden er graag mee. Maar het waren geen echte tractors!

Wat is dat trouwens, 'echt'? Iedereen weet wat een lepel is, of een schoen, of een kunstgebit. Maar als je een voorwerp ziet, hoe weet je dan dat het een schoen of een kunstgebit is? Waaruit bestaat het 'echte' van een voorwerp? De filosoof Heidegger zei dat het allemaal in ons hoofd zit. Een voorwerp is nooit 'echt'. Een voorwerp bestaat alleen bij de gratie van z'n functie. Als ik soep eet is mijn lepel een lepel, maar als ik die lepel langs de weg vind, is het dan nog wel een lepel? Is een kunstgebit bij de gevonden voorwerpen op het politiebureau wel een kunstgebit? Is een schoen langs de weg wel een schoen?

Eén van de meest omstreden kunstwerken van de vorige eeuw is 'The Fountain', van Marcel Duchamp. Duchamp was één van de bestuursleden van een galerie voor moderne kunst in New York. Hij werkte volgens een bijzonder concept: Iedere kunstenaar kon bij hem zijn kunstwerken ten toon stellen. Voorwaarde was dat hij lid werd van de galerie (kosten 1 dollar) en daarnaast per kunstwerk 5 dollar betaalde.  Duchamp kocht in New York in een badmeubelwinkel een urinoir en geeft het ding een naam: Fountain.  Hij zette het op z'n kop en signeerde het. Daarna bood hij het onder het pseudoniem R. Mutt aan, aan z'n eigen galerie, compleet met de 6 dollar voor lidmaatschap en tentoonstellingskosten. Hij noemde het 'readymade art'. Kunst die al klaar was.
Zijn medebestuursleden, die geen idee hadden van de werkelijke aanbieder, waren furieus en weigerden het ding tentoon te stellen. Dit was geen kunst! En zo is één van de meest beroemde kunstwerken uit de geschiedenis nooit tentoongesteld geweest! Er is alleen een foto bewaard gebleven. Maar was was het aangeboden voorwerp? Op de kop en niet verbonden aan een waterafvoer? Een urinoir of een kunstwerk, of nog iets anders?  Volgend de definitie van Heidegger was het in ieder geval geen urinoir meer.

Was de jondeere bij mijn oma wel een tractor? Dat laatste is nu overduidelijk: Nee! Het is speelgoed in de vorm van een tractor. Het zal nooit de functie van de poldertractor over kunnen nemen.

Vorige week liep ik de kunstroute in De Wijk en IJhorst. Op één van de locaties stuit ik op een levensgrote jondeere. Dit keer niet groen maar herkenbaar gemaakt van karton. Ook deze jondeere heeft smalle wieltjes. In de achterkant van het vehikel is een beeldscherm gemonteerd waarop een film wordt getoond van een man, die in een hotelkamer in New York deze kartonnen tractor bouwt, omdat hij zich eenzaam voelt en wil vluchten in een wereld die hem meer aanstaat, de wereld van de natuur, de wereld van de weidse polder.

En zo komt het allemaal weer bij elkaar: mijn jeugd, de kunst, de filosofie en de noordoostpolder. Maar of het ook een functie heeft, daar ben ik nog niet uit. Als we een voorwerp definiëren aan de hand van zijn functie, en als het voorwerp zijn functie verliest, als het dan dat voorwerp niet meer is, wat is dan een mens? Wat is tenslotte de functie van een mens? Of van een column?


Deze column was te horen op radio Noordoostpolder op 27 oktober om 19.40 uur in het programma 'On the radio', en is tot een week daarna nog terug te luisteren op  de site van radio Noordoostpolder.

zondag 21 oktober 2012

Hallucinaties

Ik heb nog nooit drugs gebruikt. Daarvoor biedt ik vandaag mijn excuses aan. Moet ik dat uitleggen?
Ik ben opgegroeid in de jaren 60 en 70. Je bent toch een beetje een watje, als je kans ziet die hele periode door te komen zonder één keer te blowen, of buiten jezelf te treden, te hallucineren of te trippen. Nou ja, één keer heb ik spacecake gegeten, zonder het zelf te weten. En daar ben ik toen vooral ziek van geweest. Mijn eerste hoofdpijn is mijn grootste existentiële jaren 60 ervaring.

Ik vraag mij af of dat nog ooit in te halen is. Zonder iets te gebruiken toch een beetje 'high'. Om mij heen zie ik dat soms. Een buurvrouw die depressief is, en daarvoor medicijnen slikt blijkt alleen maar met die medicijnen te hoeven stoppen om hele werelden te zien, waarvan ik geen weet heb. In de tijd van haar zwangerschap rent ze gillend over straat, getuigend van een wereld, die zo bijzonder is, dat wij allemaal mee moeten genieten en er bang van worden op hetzelfde moment. Als ze even bij ons zit, huilend en shakend, vertelt ze van beesten, kleuren en vormen, waarvan wij geen weet hebben. De bevalling en de terugkerende medicijnen verdrijven uiteindelijk deze, voor de meesten van ons verborgen, kosmos weer.

Ik blijk het aan te trekken. Jaren later als ik thuis kom van mijn werk, in een andere tijd in een andere stad zit de dan actuele buurvrouw op de oprit te huilen. Ook zij heeft depressieve trekjes weet ik. En omdat ze een koptelefoon op heeft en de ogen dicht; en ik geen zin heb in haar wereld, probeer ik onopvallend mijn huis binnen te sluipen. Zonder succes. Ze heeft mij gezien en wenkt. Ik blijf een watje en kan haar tranende ogen niet weerstaan. Zonder woorden overhandigt ze mij de koptelefoon.
De daarop volgende minuten zijn hallucinerend. Ik ken de stem en de muziek niet. Maar het dringt diep in mijn ziel door. Schurend en zagend.  Ik blijk te luisteren naar vrouwen van de eeuwigheid. 'Eternal Women'.  Kleine biografietjes van de doodsstrijd van Mata Hari, Marie Antoinette, Mary Queen of Schots, Sissi, Maria Magdalena, Jeanne d'Arc en Cleopatra. Op muziek van klassieke componisten, ook al een wereld die ik niet ken.

Ik realiseer me vandaag dat drugs en hallucinaties 'in' zijn.

"Vroeger, weten we uit te geschiedenis, verliet de ziel het lichaam wanneer het hart stil bleef staan.
Mijn ziel gedraagt zich anders en verlaat zijn lichaam al tijdens mijn leven", dichte mijn oma op weg naar haar dementie. Voor mijn oma was haar dementie een hallucinatie, Voor Lance Armstrong zijn zeven Tour de France- zeges één lange hallucinatie geweest. En voor Sylvia Kristel was Emanuelle haar levenslange uittreding.

Ik blijf op zoek naar mijn hallucinatie. Eergisteren was het zover. Bijna iedereen weet dat je kunt hallucineren van muziek. Heilzaam en ongeremd. Gisteren heb ik mijn koptelefoonhallucinatie in levende lijve gezien. Petra Berger. Opeens was ze daar. Als een vanzelfsprekende legende. Het was alsof ik thuis kwam. Alsof ik naar de radio luisterde en een goede vriend een column voor hoorde lezen. Al na twee nummers liepen de tranen over mijn wangen.

Ik wil vanaf vandaag anderen laten hallucineren. Iemand zet zijn leven in voor psychiatrisch patiënten. Ik zoek een cadeau voor hem. Ik stuit op de grootste neuroloog en psychiater aller tijden, Oliver Sachs, auteur van het boek "de man die zijn vrouw voor een hoed hield", een hallucinatie, die je iedere man gunt. Oliver heeft een grote hoeveelheid hallucinerende middelen ingenomen en daar een boek over geschreven: 'Hallucinaties'. Puur voor de wetenschap natuurlijk. Cogito ergo sum. Mijn rede stuurt mijn ziel. Hij wil weten wat zijn patiënten mee maken en dus roept hij hallucinaties op. Waarom niet!

Ik blijf doorgaan. Noordoostpolder: Pak je kansen. Verdrijf je depressie. Hallucineer. Lees Oliver Sachs, Luister naar Petra berger. Het leven kan één serie gloedvolle hallucinaties zijn, met én zonder drugs.


Deze column was te horen op radio Noordoostpolder op 20 oktober 2012 om 19.40 uur in het programma 'On the radio'. . 

vrijdag 5 oktober 2012

Dierendag

Toen ik klein was hadden wij thuis een kat. En een hond. En koeien en schapen. En een paard. De koeien en de schapen waren belangrijk. Want dat was ons inkomen. En het paard. Want dat was onze tractor. De kat en de hond waren minder belangrijk. Dat was óns speelgoed. Dat waren mee-eters. En dat deden ze ook. Ze kregen de restjes van wat wij over lieten. Wij zorgden dat we wat over lieten. Zo was alles goed geregeld.

Op een dag was de kat ziek. 'Kattenziekte'. Het woord had bij ons thuis de onvermijdelijke klank van de dood. Kattenziekte, dat kwam nooit meer goed. Ik was acht. Ik had geen idee wat kattenziekte was. Maar het concept van een bijna dode kat was helder. Maar niet dramatisch. We hadden soms dode kalfjes en dode koeien. Nu een bijna dode kat.

Er was nog één kans. Samen met mijn vader gingen we naar de stal. Ik moest de kat beet houden. Mijn vader droeg de bijl. Mijn broertje moest ook mee helpen. Die hield de staart vast. Met een ferme zwaai hakte mijn vader ongeveer 5 centimeter van de staart.

- 'Het moet wel in het leven', placht mijn vader te zeggen.
Wij wisten niet wat dat was: 'het leven'. Maar het was belangrijk: in 'het leven'.
Wij konden de kat niet meer houden. Die verdween met een kreet door de staldeur naar buiten.
- "Misschien wordt hij beter" zei mijn vader.
We hadden goed gedaan. Het beste voor de kat. En de kat mocht best blijven leven.

Verder werd er niet gesproken.
Drie dagen later was de kat terug. Hongerig maar gezond.
Achteraf weet ik nu dat dat 'aderlaten' heet.

Ik zit in de kantine. Het is 4 oktober.
- 'Wat heeft jouw hond gehad voor dierendag', lispelt een collega.
- 'Een kat' riposteert een niet aangesproken bijzitter.
- 'Toch niet voor die kat een muis had gehad' lolt een derde.
Langzaam wordt de kringloop der natuur met meer dieren verder gesloten.

Op dezelfde dierendag wordt bekend dat er 10 miljoen extra subsidie beschikbaar komt voor megastallen. De bio-industrie verzorgt haar eigen groei. Dankzij die 10 miljoen kan iedere kip ipv 12 vierkante centimeter er nu 14 krijgen. Dat komt het dierenwelzijn enorm ten goede. En maakt de bio-industrie enorm diervriendelijk. Zegt een kippenhouder.

Op de radio zeurt ene Erno Eskens over dierenrechten. Hij stelt notabene voor in de tweede kamer iemand aan te stellen die de rechten van de dieren komt vertegenwoordigen. De filosoof Coen Simon heeft er in zijn boek: "En toen wisten wij alles', terecht op gewezen dat het geven van rechten aan dieren volkomen onzinnig is. De dier is natuur. Netjes omgaan met de natuur is de verantwoordelijkheid van de mens. Het dier is een spiegel van de mooie en minder mooie kanten van de mens. Soms is het verschil tussen dier en baasje niet te zien.

Sinds de mens rechtop is gaan lopen, kan het dierenrijk alleen nog bestaan als de mens zichzelf en zijn omgeving reguleert. Dat blijkt ook als er deze week wat dierendilemma's worden aangedragen:
- Ganzen bij Schiphol: vergassen of niet? Hoeveel doden zijn de ganzen waard?
- Vanaf 3 miljoen ganzen kunnen boeren in Nederland niet meer bestaan. Waar is de grens?
- Zielige zeehonden hoeven niet meer in Pieterburen te worden beschermd, de natuur kan haar gang gaan.
- Wolven terug in Nederland: schapen en honden opgepast!
- Grote grazers in de Oostvaardersplassen, er zijn er veel te veel: afschieten of laten verhongeren?
- Of misschien wat mensen afschieten voor een groter leefgebied?
Stadsmensen hebben een andere opvatting dan plattelanders als het gaat om zaken van de natuur.

De dierenambulance in Zwolle opende deze week een rouwcentrum. Wethouder van As verrichte de officiële opening. Op een foto in het plaatselijke suffertje huilt een mevrouw bij een pluchen beer, naast het kistje van haar Cavia. Mijn suffertje kan nog net dienst doen als kotsbakje.

Mijn biefstuk suddert in de pan. Ik weet het zeker: De mens is ieder gevoel voor verhouding met de natuur en in de omgang met het dier kwijt geraakt.

NB. Deze column was in sterk verkorte vorm te horen op radio Noordoostpolder op zaterdag 6 oktober in het programma 'On the radio'.