maandag 31 oktober 2011

Reünie

Ik heb me afgevraagd of ik wel moet gaan. Wat heb je nou aan een reünie? Oude koeien uit de sloot halen. Bovendien, zo'n leuke middelbare schooltijd heb ik nou ook weer niet gehad. Als boerenzoon uit een buitendorp hoorde je er net niet helemaal bij. Uitgaan was een Utopie. Maar goed ook trouwens, want ik zou niet weten wat ik zou moeten doen bij 'uit'.

Bij de vorige reünie was ze er niet. Het meisje van nog een dorp verder. Het meisje waar ik op bezoek ging. Het meisje waarvoor ik smoesjes verzon om er 's avonds even langs te gaan: huiswerk dat ik was vergeten, een boek dat ik wilde lenen, een uittreksel dat ik wilde overnemen omdat zij het boek al had gelezen. Gelukkig bestond er geen internet. Hadden we geen mobiele telefoon.
Ik fietste naar haar huis zodat ik even 5 minuten bij haar op de bank kon zitten, want langer durfde ik niet. Zo had ik haar heel even voor mezelf, tenminste, hoefde ik haar niet te delen met de andere jongens. Want haar ouders waren er ook bij natuurlijk.

Nooit heb ik iets van mijn verwarde en verwarrende gevoelens met haar gedeeld. Ook niet toen ze mee was naar Taizé en Annecy op mijn eerste buitenlandse reis. Georganiseerd door de school. Ik durfde niet, was te bleu, te bescheiden, te groen, te on-ïngelicht, te pukkelig, te laf. Ik zag haar overal en was tevreden met het feit dat ze er was. Ik ben benieuwd wat er van haar is geworden.

Er zijn niet veel mensen van mijn examenjaar. Negentienvijfenzeventig is ook al even geleden. Omdat ik ben blijven zitten, zoek ik in twee lokalen naar bekenden. En al staat zij op de inschrijflijst, ik zie haar niet meteen.

Dan is ze daar. Ik herken haar meteen. Hoe kan het ook anders, ze is in al die 35 jaar natuurlijk bijna niet veranderd. En zij ziet mij. In het enthousiasme waarmee ze naar me toe rent en mij innig omhelst meen ik haar positie op de bank te kunnen lezen. Van destijds. Een siddering van zesendertig jaar verstilt in vijf seconden. Schuurt de ziel. Ze voelt warm en stevig. Ze kijkt me aan.
- "Wat ben ik blij jóu te zien".

We verkennen de dag. We blijven bij elkaar. We wisselen gezinnen uit. We zeggen niets.
We benoemen niets. Het zou kunnen breken, kapot kunnen vallen, ons kunnen beschadigen.
Bij het afscheid dezelfde warme omhelzing. De lichaamstaal van de gedeelde ervaring, woordeloos, maar daarom niet minder duidelijk.

Als ik naar huis rijdt zet ik de radio aan. Radio 4 natuurlijk, 'Pianistenuur'. Een derde deel over het leven van Liszt begint met Liebestraum 1 en 3. Hoe pathetisch kan het echte leven zijn! Als God knipoogt moet je wel omhoog kijken.

Misschien komt er nog een reünie, voordat de eeuwigheid ons op slokt.

zaterdag 29 oktober 2011

Dagsluiting

Als we de klas binnen komen bij de franse les, kunnen we merken dat er iets anders is. Onze leraar is er al. Tegen zijn gewoonte in. Hij is zenuwachtig. We hebben les over een een boek dat we samen lezen. Het telt mee voor de boekenlijst van 15 Franse boeken, die we voor het eindexamen moeten lezen. In het verhaal gaat het over een kar met twee wielen, waar een paard voor moet worden gespannen. Om het paard ervoor te krijgen moet het paard 'reculer', althans in het boek. Eén van mijn klasgenoten vindt dat maar onzin. Thuis hebben ze paarden voor een sulky, en je kunt best de kar om het paard trekken. Nergens voor nodig, dat 'reculer'.

De anders altijd goedlachse leraar blijkt niet bevattelijk voor grapjes. Of voor een discussie in het Frans. Hij is er niet bij. Lijkt het einde te vrezen. Als de les bijna afgelopen is, komt de aap uit de mouw.
-"Is het jullie laatste les vandaag?"
We knikken, "gelukkig wel!"
- "Het is de bedoeling dat aan het eind van de dag door de leraar wordt voorgegaan in gebed".
Hij deelt het mee, als was het een extra opdracht in ons huiswerk.
We zijn verbaasd. De afgelopen jaren is er nooit voorgegaan in gebed, niet aan het begin van de dag en ook niet aan het eind. Alleen bij het overblijven is er een moment stilte. De conciërge tikt met een mes op een etensbord, er volgt een razandsnelle minuut stilte, en na het verlichtende "Eet smakelijk" werken we onze 14 beterhammen naar binnen, om daarna een potje te kunnen schaken.Maar ook daar geen afsluiting.

"De  nieuwe rector heeft het zo bepaald", zucht hij, en hij neemt een devote houding aan met gesloten ogen, de gevouwen handen voor zijn kruis. Het is duidelijk zijn nieuwe huiswerkopdracht.
We doen mee. Als leerlingen van een christelijke school kennen de meesten van ons dit ritueel van thuis, de kerk of van bij opa en oma.

Hij begint een klein dankgebed. Het duurt maar even.
"Heer wij danken u, dat wij vandaag weer naar school mochten komen"
Wij vinden het best. Beter leek: "Dat we eindelijk naar huis mogen, maar we zeggen natuurlijk niets.
Hij lijkt niet echt te hebben nagedacht over het vervolg, want even wordt het stil. Dan vervolgt hij:
- "Ook danken wij u voor het mooie weer vandaag".

Nog voor het eind van de zin tikt de regen tegen het raam.
God laat zich niet paaien door een rechtlerige rector. De Franse leraar ook niet.
- "Oh nee, toch niet", zegt hij zonder aarzeling.
- "Amen".

Wij kijken nergens van op. De echte wereld lonkt, en zonder commentaar dringen we naar buiten. Op zoek naar een regenpak.  God heeft met niemand mededogen.

zaterdag 22 oktober 2011

Zelfobservatie: Ik ben mijn brein niet!

Het is nog maar net geleden, dat ik een boekje las van Joachim Bauer over spiegelneuronen. En daarna van Dijksterhuis over het slimme onbewuste. Zij leerden mij dat ik in veel dingen mijn krokodillenbrein volg, en dat bewustzijn is, dat mijn onderbewuste mij meedeelt wat ie nu weer heeft besloten. Ik heb geen vrije wil.
Het is een hype geworden. Dick Schwaab heeft kans gezien heel Nederland te overtuigen van het feit dat wij slechts ons brein zijn. Sindsdien ziet het er slecht voor de mensheid uit. De enige openstaande vraag is nog of ik wel of niet verantwoordelijk ben voor mijn daden, en of ik eigenlijk wel moet worden opgesloten als ik een willekeurige voorbijganger naar de eeuwige jachtvelden zou helpen. Over dat dilemma heeft inmiddels Jan Verplaetse een boekje geschreven: "Leven zonder vrije wil". Daarmee is het vraagstuk uit-en-tena besproken zou je zeggen. Al zullen de conclusies van Jan vooralsnog wel geen wetgeving opleveren.

Sinds ik literarair in deze brein- en bewustzijnswereld verzeild geraakt, heb ik geen leven meer. Bij alles wat ik doe, denk ik: doe ik dit nu zelf, of wordt ik van afstand bestuurd? Want of er nou een half uur of tweehonderdste seconde tussen aansturing en actie zit, dat maakt natuurlijk niet uit. Ik ben helemaal in de ban van de zelfobservatie. Dat gaan ongeveer zo:
Ik ben iets van plan. Daarna doe ik iets. En vervolgens kijk ik of ik het zelf doe, of dat het me overkomt. Dat levert kolderieke momenten op. Het overkomt me regelmatig dat ik ergens heen loop, en als ik daar dan ben, niet meer weet wat ik daar ging doen. Dat gebeurt niet sporadisch, maar bij herhaling. Met name de badkamer is een geliefd oord van mijn on(der)bewuste. Eenmaal daar aangekomen, weet mijn bewuste deel echter niet meer wat ik daar ook al weer ging doen. Als ik dit aan de kaak stel, blijft het binnenin verdacht stil. Een beetje alsof Kroko (zoals ik hem liefkozend ben gaan noemen) stiekum een vriendinnetje heeft naast mijn op zich toch niet onaantrekkelijke lichaam. Voor een brein dan. Mijn bewuste deel heeft best een aardig IQ, een afwisselend leven, variërend van voetbal tot klassieke muziek, en van detectives lezen en kijken tot gedichten lezen. Dat alles gelardeerd met een snelle analytische blik en een positief zelfbeeld. Maar misschien is het niet genoeg. Misschien zijn witte tegels en een WC pot veel uitdagender kamergenoten voor Kroko.

Als ik ben aangekomen op de uitgekozen plek, mag ik zelf verzinnen wat ik daar ging doen. Na enig nadenken weet mijn bewuste deel de puzzel meestal wel op te lossen.  Meestal is het inderdaad iets wat ik enkele minuten eerder van plan was, maar al weer vergeten: mijn portemonnee uit de broek halen die ik gisteren aan had, mijn schoenen zoeken die ik daar gisteren uit heb gedaan maar waarvan ik niet wist dat ze in de badkamer stonden, mijn tanden poetsen, omdat ik dat eerder even heb uitgesteld, de klaar gelegde was meenemen naar de wasmand, dat soort dingen.
Met die was loop ik dan naar beneden, waar ik naar de bijkeuken ga om de was te deponeren en de koffie aan te zetten. Ik laat dat dan graag ook aan Kroko over. Nu ik weet dat ik wordt bestuurd, laat ik me graag verwennen en kan ik ondertussen wat anders nuttigs doen. Maar dat blijkt teveel gevraagd. Kroko kan helemaal niet multitasken. Hij is dan de weg volkomen kwijt. Terwijl ik (of hij?) de oude koffiepads uit de Senseo haal, wordt de was zonder enige waarschuwing in de vuilnisemmer gekieperd. En wie mag de troep opruimen en in de afval gaan vissen: ik zelf!  Zodra ik het in de gaten krijg.

Ondertussen roept mijn bewuste deel me toe: Hou toch je kop erbij man! De pot verwijt de ketel.

Nee, ik ben niét mijn brein!

maandag 17 oktober 2011

Failliet

Landgenoten,

aan de vooravond van wat de zwartste dag uit onze geschiedenis zal worden, wil ik u allen gaarne een hart onder de riem steken. Slecht konden wij zien aankomen wat de gevolgen zouden zijn van een door de regering ingezette denklijn tijdens het kabinet Wilders II. Wat destijds een volstrekt logische en redelijke oplossing leek voor de economische crisis heeft zich inmiddels tegen ons gekeerd.
Hoewel de regering niet met een vinger wil wijzen, en manhaftig de consequenties van het ingezette beleid onder ogen wil zien, meent zij toch dat u recht heeft op een kort resumé van het voorafgaande. Zodat u weet dat u sterft voor de goede zaak. Ook kan het ertoe dienen om in het door de regering niet geheel uit te sluiten hiernamaals, eventueel uw recht te halen.

IJsland was failliet. De exhorbinatante schuld, die de tweehonderduizend koudbloedige mede-europeanen samen maakten, in het volle besef dat zij hun rijkweidte verre overschatten, maakte dat het vertrouwen in de mogelijkheid tot terug betalen door hun bank tot ver onder nul was gezakt. Maar onder nul, daar worden IJslanders niet warm of koud van.
Daarna ging Griekenland failliet. De Grieken deden immers niets. En als je niets doet, krijg je geen geld, behalve het geld dat je hebt geleend van anderen, tot het op is. En ondertussen zit je in de zon, kijkend naar de azuurblauwe zee. Maar hitte, daar wordt de pis van de Grieken niet lauw van.

De Europese besluiteloosheid werd uiteindelijk doorbroken vanuit ons eigen land. Nederland reikte de mogelijkheden aan om uit de impasse te komen. De regering Wilders wist in het Europees parlement te bewerkstelligen dat van een land dat failliet is, alle inwoners van deelname aan het verdere samenlevingsproces werden uitgesloten. De golf van knorrende goedkeuring, die toen door Europa trok, van arbeider tot bankier, zullen wij niet licht vergeten.
De onaangename maar noodzakelijke bijbehorende werkzaamheden zijn de afgelopen jaren door de vers toegetreden Bulgaren met verve ter hand genomen. De regering is daarvoor hen nog steeds dankbaar.

De opleving van de economie die een gevolg was van het nieuwe beleid heeft ons allen aangenaam en warm gertroffen. De welvaart kreeg een nieuwe impuls, ook buiten de oude EEG landen. Zelf ben ik, nadat ik de koning Willem IV was opgevolgd, op staatsbezoek geweest in Roemenië en Bulgarije om dit samen met de bevolking, waarvan er ook diverse familileden hadden moeten opofferen, te herdenken én te vieren.
Op de in IJsland en Griekenland omgeploegde grond hebben de 10 kakelverse gezinnen in 10 nieuwe huizen, uit de 10 meest succesvolle Europese landen een impuls aan de economie en de mondialisering gegeven.  Hun uitzending vormde een warme geste namens mijzelf en ik weet: ook namens u allen. Onze landgenoten gedroegen zich in deze constellatie voorbeeldig.

De crisis lijkt echter te zijn onderschat. De onrust in diverse Europese landen m.b.t. het consequente beleid is vanuit links Nederland gevoed en gesterkt. Het Europees parlement heeft daarom gemeend om in een vroegtijdig stadium te moeten ingrijpen. De regering heeft hiervoor begrip. Een zo succesvol beleid kan niet door de kennelijke sympathieën van enkelen van binnenuit worden bedreigd.

Morgen komen de Bulgaren ook in Nederland hun werk doen. Zelf ben ik inmiddels naar Engeland uitgeweken, om de gezinnen die onze geliefde vaderlandse grond zullen bemesten en voeden met raad en daad bij te staan. Ik reken op uw solidariteit.

Wij, president Geert Wilders


Zijn we al wakker?

woensdag 5 oktober 2011

We hadden het goed voor elkaar.

Als zij in haar glimmende pakje binnen komt, glinsteren zijn ogen. Ze weet hoe hij zal reageren, maar verheugt zich er toch op. Ze zoenen, drie keer, zoals het hoort. Hartelijk. Zonder gene. Hij zegt nog niets. Hij wacht tot ik hen zie om dan pas te zeggen:
-"Wat ziet ze er weer mooi uit hé?
Tegen mij, maar voor haar bedoeld. Zodat we op elkaar worden betrokken.
Haar pirouette is het teken dat ze zich het compliment laat welgevallen, al is zijn daverende lach een onbestendig teken van voor mij onpeilbare sentimenten. Ze zoent ook mij. En ik haar. Onze harten huilen, nu al.

De beginminuten zijn erotisch. In wankel evenwicht. Ieder moment kan het omslaan, kan hij de touch verliezen, maar nu nog niet, even niet. Hij prijst haar schoenen, haar jas en haar blosjes. Hij zoekt de rand, als regisseur Pierre Audi met olifant en Woelmuis in de operaversie van 'de genezing van de krekel'. Hij is als woelmuis die rond woelt in het kruis van de olifant. Ik voel me Toon Tellegen gedwongen tot het schrijven van een verhaal over het swaffelen van eekhoorn. We zijn in ons eigen agapè-restaurant. Alain (de Botton) zou trots op ons zijn.
We zoeken een plekje. Hij neemt als vanzelfsprekend het voortouw. Z'n charme leidt tot lachende gezichten, z'n sturing tot vanzelfsprekend volgen. We klinken. We drinken. We zijn herenigd. Ik bewonder zijn flair, zijn vanzelfsprekende kracht en zelfvertrouwen. Ik ben blij dat hij de meeste ruimte in neemt.

Ooit waren wij hecht. Deelden lief en leed. Ondersteunden en oordeelden. Loodsen op hetzelfde schip, ieder met een eigen taak. Ezels met een eigen last. Drie musketiers in een wereld vol ego en eigendunk. Complementair en vol zelfvertrouwen. Managers, die graag als leiders te boek stonden. Want wie wil er nu manager worden genoemd? We waren net vijftig, in de nadagen van onze ambitie, overtuigd van de zegenrijke effecten van onze aanwezigheid. In evenwicht, verder dan de anderen.
Ik was van de inhoud, van het vakmanschap, het enthousiasme. Ik kon leerkrachten opzwepen tot gepassioneerd geloven in eigen kunnen, heen en weer springend tussen theorie en praktijk, tussen zweverig en praktisch, tussen filosofie en het echte leven.
Hij was van de commercie, van de klanten, het netwerk, het geld. Hij leerde ons dat je niet bang moet zijn om geld te vragen, om contacten te 'gebruiken', om geld en inhoud te verbinden. Hij kende 'de markt'.
En zij? Zij verbond ons. Zij liet ons zien dat niet iedereen dacht als wij, dat leren tijd nodig heeft, dat je moet voorleven ipv overtuigen. Cirkel van invloed en cirkel van betrokkenheid.
Maar bovenal leerde ze ons oog voor schoonheid, want ze was elke dag als nieuw.

Als enige overleefde zij de schifting. Charme en een voorzichtige stijl van communiceren leveren nu eenmaal altijd meer op dan confrontatie en botheid, meer onze sterke kanten. Tekenen van toenemende machteloosheid. Van gelijk hebben, maar niet krijgen, van domheid vermomd als intellectueel handelen.
Al waren we inhoudelijk succesvol. Al waren we populair bij onze mensen. Al hadden we de afdeling op orde. Al dachten we dat we 'het goed voor elkaar hadden', zoals hij niet naliet doorlopend te zeggen. Het bleken in de ogen van de machthebbers allemaal bewijzen van ons disfunctioneren, zoals zij uiteindelijk vond dat ze moest toegeven. Al was het maar voor even. Het is haar brandmerk in de nieuwe slavernij. Maar ze heeft het beter gedaan dan wij.

Het enige wat mij rest is een cadeautje voor hem te kopen. Ook namens haar, namens 'ons' dus.  Nu hij niet meer leiding geeft aan anderen is hij begonnen met het managen van de lastigste persoon op aarde: zichzelf. Al geldt dat volgens Ben Tiggelaar voor iedereen. Op basis van 'de gerecyclede indrukken uit mijn verzameling' (Guus Kuijer) zal ik een titel kiezen, die hem voor altijd aan ons zal binden en herinneren.
De 'Utopie van de Vrije markt' van Achterhuis is een mooi beginnetje. Hij als ondernemer, wij als loonslaven.  Of  'Je moet je leven veranderen' van Sloterdijk, meer een tip van hem aan ons, dan andersom, maar dat hoeft hij niet te weten. Ik leg het terug. Joke Hermsen die aanspoort de tijd te nemen dan? Of 'De Boodschapper' van Kader Abdollah? Net op tijd realiseer ik me dat dat meer een boek is voor mezelf. Een waarschuwing na een treurige mislukking als strijder voor belegen idealen. 
Uiteindelijk kies ik voor "Pleidooi voor treuzelen", van Peter Delpeut.
Hij buldert.

Als we afscheid nemen, vol twijfel en met beloften elkaar te blijven zien, ook al weten we dat we liegen, zegt hij het nog één keer ons mantra, onze verbindingszin:
- "En toch hadden we het goed voor elkaar".
Dan verdwijnt hij in het donker, ons de ruimte latend, maar met onze markt achter zich aan.

maandag 3 oktober 2011

Wervingsprocedure

Als ik binnen kom zit hij al op het bankje. Rechts van de draaideur. Je zit daar een beetje 'te kijk', net als op ieder ander bankje of ontvangstzitje bij ieder ander bedrijf.  Alle passanten kunnen je zien en weten: hij komt op bezoek. En soms, als het zo'n dag is: hij komt solliciteren. Vandaag is zo'n dag. Rondstruinende belangrijk doende adviseurs gluren naar hun potentiële nieuwe baas. Want daar is het vandaag voor, voor een manager.
Niemand wil manager genoemd worden. Een manager is een nitwit, een niet-kunner, een omhoog gevallen ijdeltuit, die Peters' principle belichaamt: je stijgt net zo lang tot je een baan krijgt, die je niet aan kunt. Daar blijf je hangen. Iedereen wil graag belangrijk zijn. Baasje, zeker de man'lijke 40-plusser. Even tenminste. Tot hij 50 is. Maar niemand wil manager heten.

Als de sollicitant is opgehaald, komen de secretaresses tevoorschijn.
- "Lekker ding"
- "Mooi pak"
- "Die nemen ze nooit, veel te goed".
- "Zag je die blik, hij kleedde je uit".

Het oordeel is al geveld. Je hoeft eigenlijk niet met sollicitanten te praten. Zet een sollicitant een kwartier op het bankje, en de staf vertelt je wie je gaat nemen. Het spaart geld. Het creëert saamhorigheid.

De staf heeft uiteindelijk altijd gelijk.