woensdag 17 april 2013

Merel-wereld

In de tuin hipt een merel. En even later nog één. De stapel met tuinafval, die daar ligt te wachten op de container, omdat die van deze week vol is, heeft een enorme aantrekkingskracht op het merel-echtpaar. Rondom de onderrand van de stapel, zoeken de merels hun weg. Ze grijpen een takje of stukje stro en laten het daarna ook meteen weer vallen. Soms houden ze het stukje in hun snavel geklemd om dan dezelfde procedure toe te passen op andere takjes. Wat op zich knap werk is, met dat andere stukje nog in je snavel.

Ik kijk er met verbazing naar. Blijkbaar wordt bij ieder takje of strootje de inschatting gemaakt: 'Bruikbaar' of 'niet bruikbaar'. Dat betekent dat de merel zich een voorstelling vormt van hoever hij tot nu toe is met z'n verbouwing, en dan afweegt: nee, deze is net te lang, die te kort, die te dik. Hij ziet zijn half afgebouwde huis in zijn geestesoog voor zich en denkt: 'daar moet nog iets tussen', of 'daar kan nog iets bovenop, maar dat niet, dat is te lang, of te kort, of het past niet bij de rest. Of 'dat vindt mijn vrouw (of man) vast niet mooi'. Want hij wijst er meer af dan dat hij meeneemt. Of zij natuurlijk. Mijn merel-geslachts-determinatie is niet zo goed, hoewel ik me meen te herinneren dat je iets met de kleur van de snavel kunt. Misschien eens opzoeken op internet. Beide merels zijn blijkbaar ook even bouwkundig onderlegd. Tenminste vanuit mijn insvalshoek van achter het raam.

De volgende dag zit achter in de tuin, op de schutting,  een splinternieuwe merel. Uit een ander nest natuurlijk. Z'n (of haar) zwarte veren glimmen prachtig in de zon. Z'n gele snavel is geler dan geel. Hij houdt z'n kop scheef en kijkt ergens naar. Iets dat zich boven hem in de boom lijkt te te bevinden. Ik vraag me af wat hij ziet, en hoe hij dat ziet. En wat de impact daarvan dan is, zeker als je pas uit het ei bent.
Een vogel heeft geen bewustzijn, kan niet nadenken over wat hij ziet. Hij is niet z'n brein. Of juist wel. Hij ziet het hier en nu. Het ene hier en nu schakelt zich aan het volgende. Zonder kennis van het verleden of van de toekomst. Het instinct als enige drijfveer. Het vage gevoel dat het misschien mis zou kunnen gaan. Of dat het eten zou kunnen opleveren. Of dat het zou kunnen passen in de verbouwing.

Het is een fascinerend schouwspel.

dinsdag 2 april 2013

Zielig

Pasen. Het ideale moment om eens het veld in te trekken. Een frisse neus halen. Buitenlucht zoeken. Met een paar goede vrienden een rondje langs de IJssel, toch de mooiste rivier van Nederland, althans volgens Jac. P. Thijsse, natuurkenner en veldbioloog, die trouwens al lang dood is.

De weilanden zijn nog kaal. Een reiger staat zielig ergens in het niemandsland. Ik vind een reiger de meest trieste vogel die er bestaat. Als je een reiger ziet, staat hij meestal aan een slootkant. Ergens waar misschien ooit een kikker was, maar vandaag niet. Een reiger kijkt ook niet naar het water. Hij zoekt niet. Hij weet: hier is niets te halen. Maar toch staat hij daar, omdat hij weet: ik ben een reiger, en ik hoor bij een slootkant. Als een wrak op het autokerkhof, of een grensrechter bij een amateurwedstrijd. Het hoort erbij, maar je bent er liever niet. Soms staat een reiger midden in het weiland. Als een daad van verzet: "Ik kan ook in een weiland staan". Maar dat is even zielig. Ook daar is niets te halen.
Ik heb nog nooit een reiger iets zien vangen. Of iets zien eten. Reigers zijn ook altijd mager. Zien er uit alsof ze al jaren honger hebben. De onderkant van hun veren is gerafeld, als de dode punten van een blondje dat mooi zou kunnen zijn, als ze niet die dode punten had. Maar ze doet er niets aan, want ze weet niet van de schaar, of van mooi zijn. Blond is al mooi genoeg. Een reiger is de fallus van de triestheid, ongekroond potentieel koningsdagsymbool.

In de buurt van de reiger staat een bordje. Het bordje is goudkleurig en is voorzien van een inscriptie. "Aangeboden ter gelegenheid van het afscheid van burgemeester Blommenstein van Voorst". Niet dat de burgemeester van adel is, maar hij was burgemeester van de gemeente Voorst. Het bordje staat naast een boom, een zwarte populier. Ik herken geen bomen en zeker geen zwarte populier, maar ook dit feit staat op het bordje. Het is stil in het veld. De zwarte populier is een heel gewoon boompje. Het gouden bordje, midden in de weilanden, ver weg van de bewoonde wereld, doet vermoeden dat de burgemeester minder populair was dan het bordje en de populier willen doen geloven. Een gouden bordje met inscriptie voor een burgemeester, waarvan de bevolking liever geen gedenkteken had midden in het dorp.

Ongewild wordt dit fenomeen nog versterkt doordat boom en bordje zijn geplaatst op 15 meter afstand van een eeuwenoude eik, de enige boom die ik wel herken. Waarvan zelfs ik kan zien dat de ruime meter doorsnee en de welige takkenhoed duiden op een lang en deugdzaam leven. De eik staat daar statig en zegt niets, dringt zich niet op, heeft geen bordje: 'Kijk mij eens oud zijn en hier statig staan'. Dat heeft de eik niet nodig.

Ik weet het zeker, burgemeester Blommenstein moet de reiger onder de Voorster burgemeesters zijn geweest.

maandag 1 april 2013

Praktische Wijsheid

Pasen. Eindelijk tijd om wat te lezen. Maar er is zoveel, en ik heb lang nog niet alles uit. Ik ben tegelijk bezig in teveel boeken: de biografie van Conrad Busken Huet (op zich al meerdere blogs waard), 'de Nieuwsfabriek' van Rob Wijnberg (meteen lezen!), 'Conservatieve vooruitgang', van Baudet en Visser (iets voor jarenlang naast-het-bed-wijsheid) ,en toch vandaag begonnen in 'een inleiding op het leven en werk van Kierkegaard', door Geert Jan Blanken.

Gelukkig blijkt dat een goede keus. In de achterliggende week viel op mijn bureau het rapport 'Leraar zijn', van de onderwijsraad. Daarin wordt maar weer eens een lans gebroken voor de professionele ontwikkeling van de leraar als verbeterfactor in het onderwijs. Individuele en persoonlijke ontwikkeling dit keer. Geen '1000 dingen die u ook nog verkeerd doet'.
Vier factoren komen aan de orde. Eén van die factoren: het bieden van professionele ruimte aan leerkrachten. Dat betekent dat je iets mag vinden van wat je doet, en iets mag doen met wat je vindt. Niet blind en willoos de gesuggereerde innovaties van 'deskundigologen' uitvoeren, maar zelf nadenken en zoeken naar oplossingen.
De onderwijsraad komt tot het inzicht dat een leerkracht iedere dag tientallen ingrijpende beslissingen moet nemen in het omgaan met kinderen. En moet beslissen over het realiseren en vorm geven van leerdoelen en leer-activiteiten met de materialen die daarvoor zijn. Steeds weer bedenken wat de beste manier om iets over het voetlicht te brengen. Ze hebben er nu ook een naam voor: "Praktische wijsheid" .

Al lezend in Kierkegaard ontdek ik dat deze notie al veel langer bestaat. Kierkegaard onderscheidt in het omgaan met het leven drie elementen of stadia van beleven en overdenken. Niet als levensfasen, maar als momenten in het omgaan met het alledaagse. Het eerste is 'het onmiddellijke', de manier waarop iets binnen komt, het hier en nu, zowel in pezierige als onplezierige zin. Dan komt 'het reflectieve'. Het nadenken over wat er gebeurt of overkomt. In dat stadium is kennis onontbeerlijk. Als laatste fase kent hij 'het geloof', een buitengewoon vreemde term voor de ervaring dat je het begrijpt. Hij bedoelt eigenlijk de religieuze ervaring van de Aha- erlebnis, het echt begrijpen. Hij noemt het zelf: "de diepe innerlijke bewogenheid"of de onbeschrijfelijke ontroering van het hart". Johan Cruijff zou zeggen: "je gaat het pas zien als je het door hebt"  of een deskundigoloog noemt het 'diepteleren'.

Wijsheid is ook een term. Jammer dat Kierkegaard een wat verwarrende verstrengeling met het belastende begrippenkader van religie maakt. Jammer dat de onderwijsraad niet wat meer Kierkegaard leest.