Neefjes en nichtjes werden opgetrommeld en ploegen werden
geformeerd. Etappes werden uitgezet en finishlijnen getrokken. En we moesten
allemaal een naam, een echte wielernaam en een rugnummer. Maar toen kon het ook
beginnen. Ik was Walter Goodefroot. Goodefroot was een gerenommeerd sprinter,
en ik was zeker even goed. De eerste etappe was kort en eindigde in een
massasprint. Dat was ook de bedoeling. Want wij wisten: de eerste etappe is
voor de sprinters. Ik werd tweede.
Een groot probleem was hoe we er voor konden zorgen dat de uitslag
werd bepaald door wie de sterkste fietser was, en niet door wie het beste
materiaal had. Mijn vriendje met de racefiets was zo sterk in het voordeel dat
wij eigenlijk niet mee wilden doen. Of iedereen zou eigenlijk een dag op
zijn racefiets mogen rijden. Maar daar was hij niet voor. Er waren veel meer
verschillen. Sommige deelnemers hadden versnellingen, en andere niet. Sommigen
hadden fietstassen, andere niet. Uiteindelijk vonden we een compromis: Je moest
aan het begin van de etappe zeggen welke versnelling je zou gebruiken en je
mocht dan de hele etappe niet schakelen. Iedereen stemde in. Oncontroleerbaar,
en gebaseerd op vertrouwen.
Uiteindelijk won mijn vriendje met de racefiets. Zou hij echt
nooit even hebben geschakeld, als hij alleen op kop lag en wind mee had? Of
misschien zelfs waar wij bij waren, want konden wij het verschil zien tussen
een tandje meer of minder? Wij geloofden er niets van. Maar hij was nooit
betrapt, daar ging het om.
Vorige week moest ik met 7 collega's naar Groningen. We gingen in
twee auto's. Alleen maar snelweg. We rekenden uit dat als we ons steeds aan de
maximumsnelheid hielden, we er om 09.00 uur zouden zijn. Uiteindelijk was ik er
bijna 10 minuten eerder dan mijn collega in de andere auto.
- "Je hebt veel te hard gereden" zeiden de anderen. Ik
ontkende stellig. Ik kan me dat niet herinneren, en ik rijd nooit te hard. Maar
de collega's in de andere auto, wisten zeker dat zij steeds precies de
maximumsnelheid hadden aangehouden. En ik was er veel eerder, dus ik moest wel
te hard hebben gereden.
Al snel blijkt dat de collega's bij mij in de auto bereid zijn de
Judas uit te hangen. Zij weten en hebben gezien dat ik te hard heb gereden. Ik
blijf ontkennen. Maar zij houden vol. Een kennis arriveert. Ik blijk hem te
hebben ingehaald.
- "Jij reed hard zeg". Ik zwijg. Wat moet ik zeggen? De
hele wereld is tegen mij.
Als ik diep nadenk, weet ik eigenlijk wel dat ik zo nu en dan de
meter wel even op 160 heb zien staan. Maar alleen bij het inhalen, en niet
omdat ik haast had. Uiteindelijk geef ik maar toe. Oke, misschien heb ik even te
hard gereden. Eén vraag blijft er over: mag de
politie mij nu ook een bekeuring sturen?
Lance Armstrong heeft doping gebruikt. In het wielrennen was afgesproken
dat niet te doen, maar iedereen deed het, behalve een paar naïevelingen. En als
je niet werd betrapt, kwam je ermee weg. Lance is nooit betrapt. Is Lance z’n bedrog daarmee
anders dan dat van mijn vriendje met de racefiets?
Lance
moet z'n bronzen medaille van de tijdrit in Sydney inleveren. Weet je wie daar
goud en zilver wonnen? Ekimov en Uhlrich. Twee andere notoire gebruikers.
Waarom dan nu één zondebok? De ongelooflijk hypocriete morele verontwaardiging
die nu door de wielerwereld golft staat me tegen. Lance was de sterkste. Jammer
dat hij doping heeft gebruikt. Maar een bekeuring hoeft hij van mij niet te
verwachten.