Als ik binnen kom zit hij er al. Ik heb hem dan nog niet in de gaten. De stoelen voor en naast hem zijn leeg. Zijn rug heeft hij in een nis gedraaid, zodat het lijkt alsof hij in de muur op gaat. Nieuwe binnenkomers kiezen de andere kant van de ruimte of gaan voor hem zitten. Niemand lijkt aandacht aan hem te besteden.
Als ik mijn verhaal begin, duurt het een minuut totdat hij onontkoombaar mijn energie naar zich toe trekt. Na de openingszinnen en een eerste grap, dringt hij als hersenrot in mijn hoofd naar binnen. Zijn mondhoeken blijven omlaag, hij beweegt niet. Zijn ogen blijven onpeilbaar.
Ik laat me niet kennen. Ik verzet me. Al mijn energie richt zich op de warmte die vanuit de rest van de groep komt. Naarmate ik warm draai, en de andere aanwezigen laten blijken dat ze mijn bijdrage waarderen, groeit zijn hoofd naar onvoorziene proporties. Zijn bloemkooloren nemen een onmetelijke omvang aan, zijn vale overhemd krijgt bizarre kleuren. Ik vermijd het zijn kant op te kijken.
Een laatste poging. Vanuit mijn ooghoeken ontwaar ik een lichte glimlach. Dan ontploft zijn ballonhoofd geruststellend. Als ik op kijk is hij verdwenen. Applaus doucht op mij neer.
Jammer dat ik de andere aanwezigen niet heb gezien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten