Hij draagt een korte broek. Aan zijn behaarde benen prijken wandelschoenen, die, anders dan z'n kleding, niet bij het seizoen of de lokatie lijken te passen.
- Zo, Karel, druk aan het werk?
- Ach, werk, werk, Albert, wat is werk? Werken is toch eigenlijk iets doen, wat je eigenlijk liever niet zou doen? Ik zit zondags wel eens in de kerk, dan ben ik erg aan het werk. En soms, als het tijd is om naar de kerk te gaan, ga ik even naar school. Dan hoef ik niet te werken".
Ik doe er, enigszins verbaasd over deze even snelle als onverwachte gedachte, het zwijgen toe en ga ook op de rand van de zandbak zitten. Ik vraag niet meer door. Tien minuten lang hoeven we niet te werken.
Het is bijna kerst. Ik ga niet meer naar de kerk. Ik denk aan Karel, en vraag me af of hij moet werken dezer dagen. Ik luister ondertussen naar Schuberts "Unvollendete". Er is nergens werk te bekennen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten